Pelleboer, Jan Hendrik, weerkundige ('s-Heerenbroek (Ov.) 2-5-1924 - Paterswolde (Dr.) 18-7-1992). Zoon van Hendrik Pelleboer, veehouder, en Gerridina Holtland. Gehuwd op 31-8-1951 met Jantje Diewerke Jeikelina Huizinga (geb. 1930). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.
Jan Pelleboer groeide op als enig kind in 's-Heerenbroek, op het Overijsselse platteland. Hij moest er meewerken op de boerderij van zijn vader, hoewel zijn belangstelling al op jeugdige leeftijd meer uitging naar de lucht dan naar de grond. Jan registreerde dagelijks de thermometer- en barometerstand en de hoeveelheid neerslag, gegevens die hij weergaf in grafiekjes. Ook voerde hij temperatuurmetingen uit, zodat hij bijvoorbeeld kon waarschuwen voor nachtvorst. Op een gegeven moment ging hij ertoe over zijn weersvoorspellingen op een papier te schrijven en dat op de schuurdeur van het plaatselijke café 'De Kroon' te prikken. Aanvankelijk verborg hij zich dan achter de schuur om te zien of iemand zijn mededeling zou lezen. Zijn initiatief bleek een succes, en jarenlang hielden vele boeren de weersverwachting van de jonge meteoroloog aan de schuurdeur nauwlettend in de gaten. Ook op andere manieren deed hij in het dorp van zich spreken. Zo gaf hij al vroeg blijk van commercieel inzicht door, rondrijdend met een bord 'Peltax', zijn fiets als taxi te gebruiken.
Na de lagere school - waar hij een ongedurige leerling was - volgde Pelleboer vanaf 1938 de Christelijke Lagere Landbouwschool in Kampen. Toen hij deze opleiding in 1943 voltooide, werd hij door de Duitse bezetter in het kader van de 'Arbeitseinsatz' gedurende een half jaar tewerkgesteld op een boerderij in het dorpje Nienberge bij Münster.
Het was echter duidelijk dat in Pelleboer geen boer schuilde. Al op zestienjarige leeftijd had hij zijn eerste brief geschreven aan H.G. Cannegieter, hoofddirecteur van het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut (KNMI), over zonnevlekken die hij had waargenomen. Dit contact met 'De Bilt' werd voortgezet, en in maart 1943 plaatste het KNMI een officieel termijnstation, een thermometer en een regenmeter in de tuin van de boerderij van zijn ouders, waar hij al die tijd was blijven wonen. Vanaf dat moment was Pelleboer officieel KNMI-waarnemer, een functie die hij met overgave vervulde. Hij hield nauwkeurig het aantal uren zonneschijn, de gevallen neerslag en de temperatuur bij. Ruim twee jaar zou Pelleboer zijn meteorologische waarnemingen verrichten.
Door de oorlogssituatie kwam Pelleboer ook op een andere manier dichter bij het KNMI. Vanwege voedselgebrek in het westen kwamen geregeld stedelingen bij de boerderij in 's-Heerenbroek langs. Zo ook W. Bleker van het KNMI, die Pelleboer reeds kende van zijn termijnstationswerk. Als dank voor de gastvrijheid en voor 'het verzamelen van etenswaren' zorgde Bleker ervoor dat Pelleboer - hoewel niet in het bezit van het vereiste HBS-diploma - in augustus 1945 gedurende één maand een opleiding tot synoptisch waarnemer in De Bilt mocht volgen. Een maand later, per 1 oktober 1945, trad Pelleboer in dienst bij het KNMI als assistent van de meteorologische dienst. Met drie anderen startte Pelleboer de meteodienst op vliegveld Eelde in noord-Drenthe. Hij verhuisde toen naar het nabijgelegen Paterswolde. Hier zou hij zijn aanstaande echtgenote vinden: een dochter van de familie waarbij hij in de kost was.
Negen jaar zou Pelleboer voor het KNMI werkzaam zijn. In deze periode gaf hij reeds een 'eigen gezicht' aan de berichtgeving. Daarmee verschilde zijn aanpak hemelsbreed van die van het ambtelijke KNMI. Pelleboer voelde haarfijn aan wat de mensen in de dagelijkse weerberichten wilden horen. Zijn motto luidde: 'Breng het weerverhaal op een voor iedereen begrijpelijke wijze. Geef het weer een rapportcijfer, dan kan iedereen zich een voorstelling van het te verwachten weer maken (''Voor maandag krijgt het weer van mij een klein zeventje''). Wees daarnaast eerlijk en openhartig in de betrouwbaarheid van de weersverwachting'. Pelleboer trok hierbij ook vaak vergelijkingen met het weer in het verleden. Hij had een bijzonder goed geheugen voor data en cijfers, en herinnerde zich veel weersituaties. Ook luisterde hij dagelijks naar vele buitenlandse weerberichten.
In 1947 stuurde Pelleboer zijn eerste weerverslagen naar de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, en vanaf september 1948 was hij tevens freelance weerkundig journalist voor het Nieuwsblad van het Noorden . Daarnaast hield Pelleboer, vooral in Groningen en Drenthe, lezingen voor leden van landbouwverenigingen en de Bond van Plattelandsvrouwen over het onderwerp 'Hoe komt het weerbericht tot stand?'. Dankzij zijn improvisatietalent en humorvolle presentatie waren deze voordrachten steeds een succes. Dat Pelleboer vaak naar eigen inzicht handelde, onafhankelijk van zijn werkgever het KNMI, bleek ook op 21 juni 1950, toen koningin Juliana en prins Bernhard een bezoek brachten aan Groningen, waarbij zij in een open calèche door de stad reden. Pelleboer zag in Eelde 'zwaar weer' aankomen, belde onmiddellijk met de Groninger politie en gaf door dat er tegen zes uur een stortbui te verwachten was. Het programma van de Koningin werd versneld en bekort, en enkele minuten nadat zij binnen was, barstte, vlak na zessen, een hevig onweer los. Pelleboer ontving hiervoor een bedankbrief van de hoofdcommissaris van politie van de stad Groningen, maar ook een berisping van het KNMI.
In 1954 kreeg het KNMI een nieuwe directeur, die de medewerkers verbood journalistiek werk te verrichten en lezingen over het weer te houden. Deze taken dienden te geschieden vanuit De Bilt en uitgevoerd te worden door academici. Dit was voor Pelleboer reden ontslag te nemen en voor zichzelf te beginnen. Als freelancer pakte hij alles aan: in totaal zou hij voor 42 dag- en weekbladen en tijdschriften bijdragen over het weer schrijven, met een maximum van twintig tegelijk. Zijn kracht was dat hij onmiddellijk kon reageren op aanvragen van krantenredacties bij onverwachte weersituaties als stormen, windhozen etc. Het vaste contract dat het Nieuwsblad van het Noorden hem aanbood, weigerde hij: Pelleboer bleef zelfstandig, hoewel hij wel dagelijks naar de redactie toog. Naast het schrijven van weerverslagen werkte 'Pel' - zoals men hem op de redactie aansprak - van 1954 tot 1968 bij de sportredactie. Hij verzamelde de voetbaluitslagen van het weekend en werd 'chef van de uitslagendienst'.
Ook via radio en televisie berichtte Pelleboer over het weer. Zijn eerste radio-optreden vond plaats via de Wereldomroep. Veertien jaar lang, van 1972 tot 1986, hield hij hier elke ochtend zijn internationale weerpraatje. Bij de nationale omroepen was hij vanaf 1974 vooral in de radioprogramma's van de TROS te horen. Pelleboers televisieoptreden bij deze omroep maakte hem vanaf het einde van de jaren zeventig tot een bekende Nederlander. Zijn markante kop en bijzondere stem, twee octaven te hoog en met een mix van Gronings, Drents en Overijssels accent, en zijn eigen humorvolle stijl van presenteren, stonden daar borg voor. Zijn weersverwachting voor het weekend, vrijdagmiddag in zijn woonplaats opgenomen - 'Ik doe het alleen als jullie naar Paterswolde komen' - en 's avonds uitgezonden, trok vele kijkers. Het was ook de TROS die zorgde voor de sponsoring van de door Pelleboer zelf bedachte telefonische weerlijn, waarmee hij begin jaren tachtig begon. Drie keer per dag sprak hij op een bandje actuele informatie in. Deze weerlijn werd een enorm succes. De anderhalf miljoen gulden die hem er in 1987 voor werd geboden, sloeg Pelleboer af. Reden was dat hij de weerlijn zelf bedacht had en graag in eigen hand wilde houden.
In augustus 1984 kwam er aan Pelleboers televisieoptredens een einde. Hij wilde het rustiger aan gaan doen, wat niet wegnam dat Pelleboer nog dagelijks een weersverwachting samenstelde aan de hand van bijvoorbeeld de weerkaartschrijver die, naast andere apparatuur, thuis in zijn werkkamer stond. Pelleboer werkte op een kleinschalige manier zoals het KNMI in het groot deed. Ook had hij zelf een netwerk opgezet van tweehonderd regenwaarnemers, die hem de nodige informatie verschaften, en betaalde hij De Bilt voor het ontvangen van gegevens van twintig weerstations in Nederland. Hoewel hij het KNMI had verlaten, bleven de contacten bestaan, wat wederzijds op prijs werd gesteld.
Ondanks zijn populariteit bleef Pelleboer de gewone 'Pel'. Hij had een hekel aan dikdoenerij en relativeerde zijn bekendheid. Ook had hij veel gevoel voor humor en kon cabaretesk uit de hoek komen. Hij was een voortreffelijk organisator, hield van een feest, maar zat in feite het liefst rustig thuis in huize 'Cumulus' (: 'mooiweerwolkje') bij zijn vrouw en kinderen. Juist op het moment dat Pelleboer zijn carrière geleidelijk wilde afsluiten, overleed hij onverwacht, op 68-jarige leeftijd, aan een hartaanval.
Jan Pelleboer was de eerste Nederlandse weerkundige die de weersverwachting als 'entertainment' bracht. Hij populariseerde en verklaarde het weer zodanig dat hij lezers en luisteraars wist te boeien. Het weer werd een belangrijk onderdeel van de dagelijkse nieuwsvoorziening. Doordat Pelleboer het weer commercialiseerde en er een show van wist te maken groeide hij uit tot een bekende Nederlander.
P: o.a. Wat voor weer? (Bussum 1976); Volksweerkunde. Klopt het of niet. Spreuken, rijmpjes en gezegden over het weer en hun waarde in de praktijk ('s-Gravenhage 1976); Extremen in Noord-Nederland; sneeuwstormen, hagel, windhozen, noodweer, orkanen etc. (Groningen 1977); samen met Armand Pien, Weerkalender (Deurne 1983); Weerboek. Extreme weersituaties van de laatste twee eeuwen in Nederland (Deurne [etc.] 1983); Vakantieweerboek. 'Zon in het buitenland ... en ook in eigen land' (Deurne 1984).
L: Jan Pelleboer. Weerman en dorpsmens. Onder red. van Cathrinus Schaafsma en Albert Odding (Bedum 1995); C. Schaafsma, lemma in Drentse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Drenten V. Onder red. van Jan Bos en Willem Foorthuis (Groningen 1997) 112-118.
I: Drentse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Drenten V. Onder red. van Jan Bos en Willem Foorthuis (Groningen 1997) 112.
©Inghist
ahum, ja ik heb wel eens van deze meneer "gehoord"
Leuk artikel trouwens.
Wat mij tegenwoordig opvalt aan die weermannen en vrouwen. dat de show brengen belangrijker is dan het weer.velen hadden vroeger altijd wel mensen in hun omgeving die weersvoorspellingen deden en vaak uitkwamen vooral omdat er toen veel landarbeiders waren. en gevaar liepen bij onweer. ook konden ze nergens schuilen. heb er vele verhalen van gehoord dat de koren schoven naast hun getroffen werden door bliksem en in de brand vlogen.
Dus neem ik eerder mijn petje af voor die soort mensen die het met beperkte mogelijkheden voorspelden. en er net zo dicht bij zaten als tegenwoordig met berekenings apparatuur. maar moet toegeven dat het tegenwoordig mooilijker is om te voorspellen. want de maanden geven niet meer het juiste weerbeeld. had je vroeger een oosten wind bleef hij daar weken zitten en zaten we 6 tot 8 weken in de vorstverlet en had je gemiddeld -15gr vorst tegenwoordig is alles veel wispelturiger en zijn de voorspellingen ook van het niet uitkomen van het voorspelde.
De oudjes zagen het ook vaak aan het gedrag van de dieren. want die kunnen meer gegevens bevatten dan menig ander alleen laat de natuur zich niet 100% bestuderen en krijgt men er ook nooit geen vat op.je zou moeten aannemen i.v.m we mensen op de maan hadden lopen in de jaren dat ze het fenomeen weer ook beter konden beheersen. maar het tegendeel is waar. omdat ze zich veel te veel richten op grafieken en theorie. en zien dan geen andere voorbodes haast meer.
vg/wglr.