Mist kan zeer gevaarlijk zijn voor het verkeer. Toch kan mist ook schitterende plaatjes opleveren. In deze column nemen we u mee naar deze “kleine wereldâ€. Wanneer is er sprake van mist en hoe ontstaat het?
Helder Heiig Mist
Bij mist wordt het horizontale zicht beperkt door zeer kleine waterdruppeltjes die in de lucht zweven. Eigenlijk is mist niets anders dan een wolk die rust op het aardoppervlak. Mist komt vooral voor tussen oktober en januari, maar ook in het voorjaar kunnen nog hinderlijke mistbanken voorkomen. Buiten het feit dat mist voor het wegverkeer zeer gevaarlijk kan zijn kan het ook voor idyllische plaatjes zorgen. Niet alleen het wegverkeer maar ook het lucht- en scheepvaartverkeer kan ernstig hinder onder vinden van de mist. Er bestaan verschillende soorten mist; o.a. stralingsmist, miststratus en zeemist. Stralingsmist is wellicht de meest voorkomende vorm van mist.
Stralingsmist in Hoogvliet - Foto: Paul de Groot
Stralingsmist ontstaat wanneer vochtige lucht dichtbij de grond afkoelt tot beneden de dauwpunttemperatuur. (De dauwpunttemperatuur is de temperatuur waarbij waterdamp na afkoeling van de lucht begint te condenseren.) Een deel van de waterdamp kan dan condenseren tot zeer kleine waterdruppeltjes. Dit gebeurt s`nachts als de warmte die overdag door het aardoppervlak is geabsorbeerd kan worden afgevoerd naar het heelal. De grootste uitstraling vindt daarom plaats onder een heldere sterrenhemel. Bewolking fungeert namelijk als een deken waardoor de warmte onder het wolkendek blijft hangen.
Voorwaarde voor het ontstaan van de stralingsmist is dat de afkoeling, die aan de onderkant begint, zich naar boven voortzet. Dat gebeurt alleen als de lucht dichtbij het aardoppervlak met de bovenliggende lucht gemengd wordt. Er moet dus wat wind zijn, want anders is er geen menging. Minimaal moet de windsnelheid ongeveer 1 m/s bedragen. Is de windsnelheid kleiner, dan breidt de mist zich niet naar boven uit. Het vocht slaat neer: er treedt uitsluitend dauwvorming op. Anderzijds mag er ook niet te veel wind staan, want dan is de menging weer te sterk. Het luchtlaagje dat zich het dichtst bij de bodem bevindt, wordt dan aan de onderkant weer verwarmd door de menging met de warmere, meestal tevens drogere lucht van boven en mistvorming wordt tegengewerkt. Als de windsnelheid meer dan ongeveer 3 m/s bedraagt, is stralingsmist nauwelijks nog mogelijk.
De stralingsmist verdwijnt als de zon boven de horizon komt en de lucht en aarde verwarmt. Als de lucht wordt verwarmd, daalt de vochtigheid en komt de lucht in beweging, waardoor drogere lucht van boven daalt en de mist stijgt. Meestal is de mist hierdoor halverwege de dag verdwenen. Als de mist zeer dicht is, kunnen zonnestralen er niet doorheen breken om de aarde te verwarmen en trekt de mist niet op. Dit zie je vooral gebeuren in de winter waneer de dagen kort en de nachten lang zijn. Niet alleen de zon, maar natuurlijk ook een flinke toename van de wind kan ervoor zorgen dat de mist verdwijnt.
Grondmist in Ridderkerk - Foto: Jeanet Wigbold
Mistbanken zijn verraderlijk omdat deze plots kunnen verschijnen en het zicht daardoor sterk kan teruglopen. Het ene moment is het zicht uitstekend terwijl even verderop een mistbank kan zorgen voor slecht zicht. Weerkundigen kunnen moeilijk aangeven waar deze gaan ontstaan. Lokale omstandigheden zijn namelijk bepalend voor het ontstaan van deze mistbanken. Het is niet voor niets dat rijkswegen zoveel mogelijk hoger worden aangelegd dan de aangrenzende polder. Mistbanken blijven daardoor tegen het talud hangen en kunnen zich daardoor niet of nauwelijks uitbreiden tot over de weg. Vooral bij mistbanken kan het zicht soms teruglopen tot minder dan 10 meter!
De nieuwste generatie zichtmeters oftewel de forward scatterometers meten slechts de doorlaatbaarheid van enkele kubieke cm´s lucht. Komen er spinrag of vliegjes binnen dat kleine bereik dan zie je de gemeten zichtwaarden zakken en dat kan (op dat moment) alleen een waarnemer corrigeren. Foto en info: Peter de Vries - Meteoroloog op luchthaven Schiphol.
Mist kan ook op een andere manier ontstaan. Als warme vochtige lucht wordt aangevoerd naar een gebied met een koude ondergrond. Ook dan koelt de onderste luchtlaag af en kan condensatie optreden. Omdat deze mist niet door straling maar door aanvoer (advectie) van lucht ontstaat, spreekt men hier van advectieve mist.
Deze mist ontstaat vaak in de winter, als een periode met vorst ten einde komt door de aanvoer van relatief warme en vochtige lucht (warme massa) van de oceaan. Advectieve mist boven zee wordt zeemist genoemd. Advectieve mist, en vooral zeemist kan zeer dik en hardnekkig zijn. Zeemist kan door de wind het land op geblazen worden, waardoor vooral in de kustgebieden hardnekkige mist kan voorkomen. Op kleinere schaal kan dit ook rondom het IJsselmeer gebeuren, vooral als het bevroren is.
Mist op de Noordzee
In de verkeersinformatie (op TT-pagina 730) laat het KNMI opnemen hoeveel het zicht wordt beperkt en of de mist zich zal uitbreiden. In de weerkunde is sprake van mist als het zicht in horizontale richting minder dan 1000 meter bedraagt. Voor het wegverkeer houdt dat in dat de lampen en overdag ook de contouren van een voertuig op een vlakke weg op maximaal die afstand zichtbaar zijn. Groot licht is op ongeveer anderhalf keer die afstand zichtbaar, mits de ruiten van de auto schoon zijn. Bij duisternis is het licht over een iets grotere afstand zichtbaar dan overdag.
Bij een zicht van minder dan 400 meter begint het verkeer er last van te krijgen, maar dichte mist met een zicht van minder dan 200 meter is pas hinderlijk. Zeer dichte mist met een zicht van minder dan 50 meter dwingt tot stapvoets rijden. Bij mist: halveer je snelheid, verdubbel je afstand.
Voor u de deur uitgaat
Mist kan u dus volledig verrassen. Toch kunt u zich goed voorbereiden. Er zijn verschillende manieren om er achter te komen of er kans is op mist. Uiteraard via de weer- en verkeersinformatie op radio en TV. Verder kunt u een aantal teletekstpagina's raadplegen en zijn er diverse informatielijnen die u kunt bellen. Op de achterzijde van deze folder vindt u een overzicht van alle relevante teletekstpagina's en telefoonnummers. Zorg dat u ruim van tevoren weet of er kans is op mist, dan kunt u er makkelijker rekening mee houden. Door bijvoorbeeld voor het openbaar vervoer te kiezen of later te vertrekken. Misschien kunt u zelfs thuis werken.
De mist in
Blijf vooral naar de autoradio luisteren als u met mist de weg opgaat. Let op de signaleringsborden boven de weg. Als daarop een snelheid wordt aangegeven, is er vóór u op de weg iets aan de hand. De borden geven overigens geen adviessnelheid, maar de maximum snelheid! Hogere snelheden zijn dus niet toegestaan. Lagere snelheden wel, want in bepaalde situaties is zelfs de aangegeven snelheid nog te hoog. Let ook op vrachtwagens, zij hebben een beter overzicht over de weg en weten -ook door hun onderlinge contact- vaak eerder waar de mist is. Als zij hun alarmlichten aanzetten, kunt u dat echt serieus nemen.
Licht in de mist
Natuurlijk is het altijd belangrijk dat u verlichting goed werkt. Maar tijdens mist is uw verlichting helemaal van levensbelang. Check daarom uw verlichting regelmatig. Bij mist moet u altijd dimlicht voeren. Geen stadslichten dus. En gebruik nooit uw groot licht, want daarmee verblindt u uzelf. Gebruik het mistachterlicht alleen bij minder dan 50 meter zicht. En liever één mistachterlicht dan twee. Als u mistlampen vóór op de auto hebt, mag u die alleen gebruiken als de mist zo dicht is, dat het zicht ernstig belemmerd wordt. Waarschuw bij een file in de mist het achterkomende verkeer met uw alarmlichten.
Om een ongeval bij mist te voorkomen, zijn er twee hoofdregels. Halveer je snelheid, verdubbel je afstand
Halveer uw snelheid
Verminder bij mist uw snelheid altijd fors. Rem niet plotseling als daar geen reden voor is, maar verminder uw snelheid geleidelijk en schat daarna zelf de situatie in. Moet u dan alsnog plotseling remmen, dan is uw remweg in ieder geval een stuk korter.
Verdubbel uw afstand
hou bij mist altijd dubbel zoveel afstand. Klamp u bij zeer dichte mist niet vast aan de achterlichten van uw voorligger. U hebt in geval van nood meer ruimte nodig dan u denkt. Door de afstand met uw voorligger te vergroten, hebt u meer tijd om te reageren als er plotseling een file -of erger- ontstaat.
Er zijn nog twee belangrijke regels Hou zo veel mogelijk rechts
zo kunt u in een noodsituatie naar de vluchtstrook of de berm uitwijken. Laat bij een ongeval uw alarmlichten aan, verlaat zo snel mogelijk de auto en ga achter de vangrail staan.
Gebruik altijd uw gewone lichten (dimlichten); als u groot licht gebruikt, verblindt u zichzelf.
Bron: Ed Aldus - Kees Floor - KNMI (nader verklaard) - qdmluchtvaart.nl