Na een lange, voor zon- en warmteliefhebbers teleurstellende periode, is het dit weekeinde volop zomer. Officieel zomerse waarden van 25 graden of meer worden zaterdag hier en daar al gehaald, zondag komt vrijwel heel Nederland aan bod. Maandag is het alweer koeler.
De warmste dag in een reeks zonnige zomerdagen is in Nederland vaak ook de laatste. Dat geldt niet alleen voor de huidige zomeropleving. Voor velen een teleurstelling. “Wordt het net lekker warm, is het meteen weer afgelopen!â€. Dat vraagt om uitleg.
De belangrijkste grens tussen warmte en kou: de straalstroom
De crux in de verklaring ligt in het stromingspatroon hoog in de atmosfeer. Hierbij is belangrijk dat warme lucht (op het noordelijk halfrond) in basis in het noorden aanwezig is, en koude lucht naar het zuiden toe. Op de belangrijkste overgang tussen de koele en de warme lucht, in de straalstroom, bevinden zich de meest actieve slechtweergebieden.
De stroming op zo'n 5 kilometer hoogte zaterdagmiddag. Warme lucht in het zuiden, met uitstulpingen naar het noorden. En koude lucht in het noorden, met uitstulpingen naar het zuiden. Wij zitten midden onder de uitstulping, maar de warmste lucht stroomt aan de westflanken binnen. En dat gebeurt zondag.
Golven en uitstulpingen
In grote lijnen blaast de straalstroom op gematigde breedten van west naar oost. Maar de straalstroom golft. Hierdoor zien we warme uitstulpingen naar het noorden die zich naar het noorden uitstrekken, en koude uitstulpingen naar het zuiden. Ook die golven bewegen van west naar oost over het noordelijke halfrond. En vooral de gebieden op gematigde breedten krijgen afwisselend met warme en koude uitstulpingen te maken.
De kaart van zondagmiddag wanneer de warmste lucht binnenstroomt. Dit gebeurt aan de westflanken van de warmteuitstulping (en hogedrukwerking) in de bovenlucht. En daarmee ook vlak voordat we onder invloed van de straalstroom terecht komen, met het ontstaan van onweersbuien voorafgaand aan het binnenstromen van koelere lucht op maandag.
Maandag komen we in koelere lucht terecht, met een deel van de straalstroom boven ons hoofd.
Warme lucht in de bovenlucht = hogedrukwerking in de bovenlucht
De relatief warme lucht in de bovenlucht resulteert in hogedrukwerking in de bovenlucht, die ook aan de grond haar effect heeft. Het weerbeeld stabiliseert, en het wordt, wanneer de hogedrukwerking stevig genoeg in het zadel komt, (meestal) zonnig.
Afwisseling van koude- en warmte-uitstulpingen
Soms ontstaat uit de uitstulping van warmte een echt hogedrukgebied in de bovenlucht, en ‘blokkeert’ de stroming. Als dit op de juiste plek gebeurt, hebben we een lange reeks dagen, in uitzonderlijke gevallen soms zelfs weken achtereen, zonnig en warm weer. Meestal volgen de warmte- en koude-uitstulpingen elkaar in onze omgeving echter in vrij rap tempo op.
Rond het midden van de week komen we langzaam steeds verder onder de as van de straalstroom terecht met verder toenemende wisselvalligheid.
Laatste dag vaak het warmst
Daarbij wordt aan de westflanken van een warmteuitstulping de warmste lucht aangevoerd. Dat gebeurt, met een op grote hoogte zuid- tot zuidwestenwind. Vlak voordat de straalstroom, vanuit het westen, ons weerbeeld gaat beïnvloeden, en koelere lucht begint binnen te stromen. Begrensd door regen- en onweersbuien.
Met andere woorden, de warmste lucht stroomt daardoor meestal juist binnen, vlak voordat de koele lucht terrein verovert, voorafgegaan door regen- en onweersbuien. “Wordt het net lekker warm, is het meteen weer afgelopen!â€.
Tot slot
Als je de kaarten hier nog eens bekijkt, valt op dat hoe zuidelijker je zit, hoe langer de perioden zijn dat je je in warme lucht bevindt. Vrijwel overal geldt: hoe zuidelijker, hoe breder de zones met warme lucht. En hoe noordelijker, hoe breder de zones met koude lucht. Op de laatste afbeelding zijn de lijnen met plaatsen op dezelfde breedte om de 10 breedtegraden weergegeven, om de verschillen te benadrukken. Het golvende patroon draait van west naar oost, gecentreerd rondom de Noordpool.
De kaart van deze zaterdag nog een keer. Nu met de lijnen die plaatsen op dezelfde breedte met elkaar verbinden. In het algemeen geldt: hoe zuidelijker, hoe langer de perioden onder invloed van de warme uitstulpingen, met stabiel en warm (of opwarmend) weer, duren.
Dat betekent dus dat bijvoorbeeld Zuid-Europa het langdurigst met warme lucht (en tevens hogedrukwerking en mooi weer) te maken heeft. Vrijwel de hele zomer zelfs. Op onze breedte en in het noorden van Europa is de afwisseling groot.
Bron: Meteo Consult