“España: todo bajo el Solâ€. Met deze reclamekreet (Spanje: alles onder de zon) wordt het Spaanse toerisme al jaren gepromoot en dat is niet onterecht want het is één van de zonnigste landen van Europa. In het zuidwesten van Spanje, aan de Costa de la Luz (de kust van het licht), schijnt de zon in Huelva gemiddeld 2998 uren per jaar. Toch zijn er van regio tot regio eigenlijk wel grote verschillen en dat is natuurlijk niet onlogisch wanneer men bedenkt dat het land dertien keer groter is dan Nederland. De Spaanse oppervlakte beslaat ruim 500.000 km2.
De geografische ligging van Spanje (langs de 40ste breedtegraad) bepaalt dat het grootste deel van het land onder invloed staat van het Azorenhoog of Azorenhogedrukgebied. Dat is één van de belangrijkste smaakmakers van de Euro-Atlantische luchtdrukverdeling. Het systeem wordt zo genoemd omdat het zwaartepunt meestal boven of nabij de Azoren bivakkeert. Uitlopers van het Azorenhoog reiken tot over het Iberisch schiereiland en vaak ook tot over het gehele westelijk deel van de mediterrane regio. Het hogedrukgebied houdt daarmee Atlantische depressies op afstand. Het gevolg is dat vooral de zomer in grote delen van Spanje droog en heet verloopt. Een uitzondering vormt de Atlantische kust ofwel de regio’s Galicia, Asturias, Cantabria en Pais Vasco (Baskenland).
Deze streken kennen een klimaat dat overeenkomsten vertoont met ons Hollandse zeeklimaat. Er valt met name in het najaar veel neerslag: op sommige plaatsen echter twee tot drie zeer zoveel als in ons land. In Pontevedra, Galicia bedraagt de gemiddelde jaarhoeveelheid 1691 mm: in Vigo, Galicia zelfs 1915 mm. Nog imposantere jaarhoeveelheden komen voor rekening van bergdorpen. In Arruazu, Navarra valt op jaarbasis zowaar 2800 mm: in 1965 werd daar 3867 mm afgetapt.
Vanwege de vele imposante bergketens, zoals onder meer de Pyreneeën, de Sierra Nevada en de Cordillera Cantabrica, zijn de regionale klimaatverschillen in Spanje bijzonder groot. Zo kent de Spaanse hoogvlakte (regio Madrid, Castilla-La Mancha en Castilla-León) weliswaar droge, hete zomers: in de winter kan het er zeer koud zijn met temperaturen tot soms wel beneden -10 graden. Op de luchthaven van Madrid, Barajas, werd in de winter van 1963 zowaar -14,8º gemeten.
Aan de Middellandse Zee komt het slechts hoogst zelden tot vorst en kan het ook midden in de winter nog gemakkelijk ruim 20 graden worden. Dat maakt het klimaat ook zo aantrekkelijk voor hen die moeite hebben met het winderige en natte karakter van het Hollandse klimaat. Toch is ook het mediterrane klimaat niet overal hetzelfde. De Catalaanse Costa Brava heeft in de winter nogal eens te maken met uitvallen van koude lucht waarbij soms ook een straffe wind uit het noordwesten of noorden opsteekt: de Tramuntana.
De regio’s regio Alicante, Murcia en Almeria blijven van dat soort winden verschoond. Bovendien valt daar buitengewoon weinig regen. In Almeria valt op jaarbasis gemiddeld maar 196 mm (Cabo de Gata 152 mm) en de zon schijnt er 2965 uur. Het gebied vertoont woestijnachtige trekjes.
Waar Spanje vooral door imponeert zijn de bijzonder hoge temperaturen tijdens de zomermaanden. Het kan dan vele dagen achtereen meer dan 35 graden worden, in het dal van de Guadalquivir zijn middagtemperaturen boven 40 graden geen uitzondering. Dit gebied wordt ook wel de ‘paella van España’ genoemd. In plaatsen als Sevilla, Córdoba, Ecija en Jaén kan het wel 44-45 graden worden. Snikheet dus. De hoogste gevalideerde waarde voor Spanje komt echter voor rekening van Murcia waar op 29 juli 1976 47,8º werd geregistreerd. Goede tweede is Sevilla met op 6 augustus 1946 47,0º en dezelfde waarde werd in augustus 1964 ook gemeten in Badajoz, Extremadura.
De hitte beperkt zich echter niet alleen tot het zuiden. In Bilbao werd op 26 juli 1947 42,0º gemeten. Zelfs op de Balearen (onder meer Mallorca) kan het ondraaglijk heet zijn: op 25 juni 2001 werd op het vliegveld van Palma 41,4º gemeten. In het ‘Guinness book of records’ valt te lezen dat de hoogste temperatuur in Spanje 51 graden te Sevilla bedraagt. Deze temperatuur dateert van 30 juli 1876. De meting was weliswaar juist, de opstelling van de thermometerhut was dat niet. Deze waarde is dan ook door de Spaanse weerdienst verworpen.
De laagste temperatuur in Spanje bedraagt -32,0º in Lago Estangento (Lérida, Lleida) op 2 februari 1956. In de late zomer en tijdens het najaar ontstaan boven het warme water van de Middellandse Zee niet zelden enorme hoosbuien. De temperatuur van het zeewater is hoog (in september vaak nog meer dan 25 graden) en wanneer vooral op hoogte koude lucht arriveert, kan er sprake zijn van orkaanachtige regenval. Vooral begin november 1987 was het raak.
In Oliva, provincie Valencia viel in twee dagen 817 mm: Gandia kreeg in een etmaal zelfs 720 mm te verwerken. Deze enorme regens doen vaak meer schade dan goed. Onschuldige beken en riviertjes transformeren zich in woest kolkende watermassa’s die niet zelden dood en verderf zaaien.
De laatste jaren is, vanwege de klimaatverandering, de invloed van het Azorenhoog toegenomen. Daardoor heeft met name het noordoosten van Spanje, Catalunya, te maken met structurele droogte. Hoewel het recentelijk flink heeft geregend, heeft men besloten om een pijpleiding aan te leggen van de Ebro naar Barcelona. Aan het eind van dit jaar is er mogelijk niet voldoende water meer om de stad te kunnen voorzien.
Bron: Jan Visser