Qua weer is het moeilijk om de Nederlander tevreden te houden. Het is te nat, en/of te koud, of juist veel te heet of te lang droog, zodat de tuinplantjes een paar keer in de week besproeid moeten worden. Wat een ieder er ook van mag vinden, veranderlijk is ons weer zeker. Dat hebben we ook de afgelopen dagen en weken mogen ervaren. Na een warme periode die in de zomer niet zou misstaan, is het sinds zaterdag behoorlijk fris. De afgelopen twee nachten kwam het landinwaarts tot een stevige vorst aan de grond, in Eelde werd zelfs -5.1 graden gemeten.
Net als gisterenochtend, moest ook vanochtend vroeg de ijskrabber worden gehanteerd. Dat de IJsheiligen voor wat het optreden van vorst in de nacht niet 'heilig' zijn, blijkt dit jaar dus maar weer.
Grondvorst in mei is natuurlijk alles behalve bijzonder, maar valt nu extra op, gezien de warme periode die we achter de rug hebben. De gemiddelde etmaaltemperatuur lag gisteren (19 mei) in De Bilt op 9.2 graden en het is tekenend dat we precies één maand terug moeten in de tijd om een lagere waarde aan te treffen. Ondanks het koudere weer van de afgelopen dagen zal mei als geheel toch méér dan twee graden warmer worden dan gemiddeld, en misschien zelfs recordwarm worden!
Herfstverschijnsel in mei
Hier en daar werd voorzichtig de kachel alweer ontstoken en sommige mopperden dat het wel herfst leek, vooral het afgelopen weekeinde toen het in delen van het land nogal langdurig regende. Maar ook kille regendagen in mei zijn eigenlijk een normaal verschijnsel in ons kikkerlandje. Wat dat betreft was de lange periode met zomerse middagtemperaturen die nu achter ons ligt, veel ongewoner.
De lucht die gisteren met een noordelijke wind over ons land werd gevoerd, was erg koud qua oorsprong. Op het midden van de Noordzee daalde de temperatuur op rond 1500 meter hoogte naar -5 graden of nog iets daaronder. Aangekomen bij ons land, was de temperatuur op deze hoogte opgelopen naar 0 tot -1 graad. Ook dat gebeurt nog wel vaker in deze tijd van het jaar, maar slechts zelden is daar een zo langdurige warme periode aan voorafgegaan. Door de hoge temperaturen en de uitbundige zonneschijn van de voorbije weken is de temperatuur van de Noordzee al flink opgelopen. Vooral het water nabij de kust is al flink aangewarmd en dat geldt ook voor de wateren van de Waddenzee en het IJsselmeer (zie afbeelding hieronder).
De temperatuur van het water rondom ons land, gemiddeld over 5 tot en met 11 mei. De hele Waddenzee en het IJsselmeer heeft een temperatuur van rond 18 graden. Ook een smalle kuststrook is al warm, op volle zee is het water nog een stuk koeler.
Het gevolg was dan ook dat we gisterenochtend een verschijnsel zagen wat voor mei zeldzaam is en men eerder in september of oktober zou verwachten. Rond zonsopkomst en de paar uren daarna was het koud boven land, maar was de Noordzee voor de lucht die daarover streek, relatief ‘warm’. Er ontstonden boven zee dan ook stapelwolken en buitjes, een verschijnsel dat normaal past bij de herfst en winter. Maar de Waddenzee en het IJsselmeer zijn inmiddels al aangewarmd tot een graad of 18. Heel opvallend was te zien dat er een aantal uren lang steeds een bui boven het Markermeer ontstond, precies halverwege tussen de landtong van Noord-Holland in het noorden en Zuid-Flevoland in het zuiden. Met een noordelijke wind werd deze bui vervolgens over Flevoland en Utrecht gestuurd, waar hij geleidelijk uitdoofde. Daarbij groeide de bui aan de achterkant boven het Markermeer, steeds op hetzelfde punt, weer aan! De afbeeldingen hieronder laten dat duidelijk zien.
Het cumulatieve radarbeeld van 19 mei, tussen 5 en 8 uur. Op zee zitten een paar buitjes, het land is nog neerslagvrij, op de markante 'Markermeerbui' na! Een dergelijk beeld zou men eerder in september of oktober verwachten.
De gevallen neerslag op 19 mei. Ook hier springt de bui die boven het Markermeer ontstond en zuidwaarts dreef, er duidelijk uit.
Halverwege de ochtend raakte het beeld verstoord. Ook boven land liep het kwik op en ook elders gingen stapelwolken ontstaan. Deze konden zich echter niet erg verticaal ontwikkelen omdat de dikte van de onstabiele laag niet groot was. Verder was de lucht tamelijk droog en verliep de zogenaamde convectie nogal ‘ruig’, waardoor het ’s middags boven land toch nauwelijks tot buien kwam.
De overeenkomst met mei 2000
Hierboven is al opgemerkt dat een langdurige zomerse periode gedurende de eerste meihelft nogal zeldzaam is. Acht jaar geleden tapte de temperaturen echter uit een vergelijkbaar vaatje. Ter illustratie en vergelijking zijn hierbij de temperatuurgrafieken van Bennekom geplaatst. Dit jaar kwam het kwik op acht achtereenvolgende dagen tot tenminste 24 graden en werden er twaalf warme dagen op rij geregistreerd. De temperatuurval van de laatste dagen is opvallend, al ligt het kwik nu veel minder onder de norm, dan hij de periode daarvoor erboven lag.
De opgetreden temperaturen in Bennekom, in mei 2000. De temperatuursprong na de 16e is markant.
Tot en met de 19e verliep de temperatuur in mei 2000 vergelijkbaar. Ook toen verliepen de eerste meidagen relatief koel, maar volgde er al snel een warme periode die zijn weerga niet kende! Ditmaal werd er een reeks van dertien warme dagen op rij opgetekend, met daarin tien zomerse dagen. Op 16 mei werd het bijna tropisch warm, waardoor de sterke temperatuurval die vervolgens inzette, zich extra deed gevoelen.
De gevallen neerslag in mei 2000, in Bennekom. Hier springt de zeer natte tweede maandhelft in het oog.
Toen in 2000, kwam het daarna eigenlijk niet meer goed. Gedurende de rest van die meimaand wist alleen op de 23e het kwik nog net de 20 graden te overschrijden en na 15 mei traden er nog maar twéé geheel droge dagen op. De helft van al deze dagen leverden 5 mm of (veel) meer neerslag op en mei 2000 ging in Bennekom (en daar niet alleen) als een zeer natte maand de klimaatboeken in. Ook gedurende de zomer die daarna volgde, vierde de wisselvalligheid hoogtij met geregeld buien. Warmte-uitspattingen ontbraken niet, maar bleven veelal beperkt tot één, of een paar dagen. Uiteindelijk was de zomer van 2000 een echte, spreekwoordelijke ‘grijze muis’.
De opgetreden temperaturen van deze meimaand vertonen veel overeenkomsten met die van acht jaar geleden. Gelukkig voor de liefhebbers van zon en warmte lijkt het vervolg er dit jaar rooskleuriger uit te zien.
En dit jaar?
Wat dat betreft zien de ontwikkelingen er voor dit jaar rooskleuriger uit. De komende dagen verlopen droog en zullen opnieuw flink wat zonneschijn gaan opleveren. De temperaturen gaan daarbij geleidelijk omhoog. Morgen (woensdag) kan zeer lokaal de 20 graden alweer worden bereikt en de dagen daarna zijn ‘twintigers’ of hoger, veel algemener. Pas vanaf zondag lijken regen- en onweersbuien vanuit het zuiden weer kans te maken om tot onze omgeving door te dringen. Hoe dat precies gaat uitpakken, is nu nog onduidelijk, maar een drastische weersomslag lijkt dan niet aan de orde te zijn. Mei zal dus in ieder geval als een zeer warme en zeer zonnige maand in de herinnering blijven hangen en ook de meteorologische zomer lijkt veelbelovend te beginnen.
Bronnen: Meteo Consult, eigen archief, KNMI. Foto’s: Jannes Wiersema (voorpagina); Ria Luttkhold, KNMI, Tom van der Spek.
In het weerverhaal van gisteren vertelden we over een typische herfst/wintersituatie die zich extreem vroeg in het jaar voordeed: buitjes in koude noordpoollucht die vooral boven zee standhielden. Daarbij lieten we ook doorschemeren dat het bijzonder was dat vervolgens boven land, ook in de middag, de buiproductie nauwelijks op gang kwam, ondanks het oplopen van de temperatuur. Waarom dat zo was, leggen we vandaag uit. En dan blijkt maar weer dat het in het weer vaak gaat om de details.
Maandagmiddag, landinwaarts in de provincie Groningen (Zuidhorn). Wel wolken, geen bui. Foto Gerard Kiewiet.
De trigger van de buitjes: koude poollucht over relatief warm zeewater
Allereerst nog even terug naar het ontstaan van de buitjes boven de Noordzee. De Noordzee was door de zeer warme periode in de eerste helft van mei al vrij goed opgewarmd. Aan de oostzijde van een rug van hoge druk die lag vanaf boven IJsland tot boven Groot-Brittannië stroomde koude Noordpoollucht via onder meer de Noorse Zee en de Noordzee naar ons land. De koude lucht boven het (in verhouding tot die koude lucht) warme zeewater maakte de opbouw van de atmosfeer onstabiel, zeker in de onderste 2 kilometer. In deze onderste 2 kilometer wisten wolken net genoeg uit te groeien om voor lichte buitjes te zorgen.
Inversie
Hoger kwamen de wolken overigens niet, als gevolg van de invloed van de uitloper van hoge luchtdruk. Onder invloed van een hogedrukgebied is er namelijk sprake van dalende en opwarmende luchtstromen hogerop in de atmosfeer. Deze opwarming resulteert in een soort warme deken van lucht op enige hoogte (inversie). Dit keer was dat uiteraard niet anders.
‘Normaal gesproken’ geen buien
De luchtbellen die vanaf het oppervlak opstegen, botsten daardoor uiteindelijk hun hoofd tegen deze warme laag hoger in de atmosfeer. Hoger reikten de wolken dus niet. Hierdoor waren de toppen van de wolken niet koud genoeg om, ‘normaal gesproken’, buien te produceren. Normaal gesproken is het namelijk nodig dat de toppen van de wolken op hun allerminst (!) -6 graden zijn, of kouder. Pas bij die temperatuur ontstaan op grote schaal ijskristallen en start het proces dat leidt tot een bui.
Plaatje van de opbouw van de lucht maandagmiddag (klik op de afbeelding voor een vergroting).Op de x-as staat de temperatuur afgebeeld, op de y-as de hoogte (in km). De rode lijn is de temperatuur op een bepaalde hoogte. De gestippelde rode lijn geeft aan hoe vochtig de lucht is (hoe dichter bij de rode doorgetrokken lijn deze ligt, hoe vochtiger de lucht). De groene lijn(en) stellen een luchtbel voor. De opbouw van de atmosfeer is onstabiel. Daardoor stijgt de luchtbel op (ze is warmer dan haar omgeving). Op een gegeven moment is ze bij dat opstijgen zover afgekoeld dat een deel van het vocht in de lucht condenseert: er ontstaat een wolk (dat is het punt waar de twee groene lijnen bij elkaar komen). De wolk kan nog verder groeien, omdat de luchtbel nog steeds warmer is dan de directe omgeving. Omdat een hogedrukgebied invloed had op ons weer, is er op enige hoogte echter sprake van een inversie (op het plaatje op een hoogte van iets boven 2 kilometer). Ter hoogte van een inversie bevindt zich plotseling beduidend warmere lucht, dan in de laag eronder. De opstijgende luchtbel, en dus ook de steeds verder omhoog groeiende wolk, 'stoot' het hoofd tegen deze warme 'deken'. Met andere woorden de wolk groeit niet verder. De temperatuur van de toppen van de wolken lag maandagmiddag rond 4 graden onder het vriespunt. Dat is 'normaal' gesproken niet genoeg om een bui te laten ontstaan. Boven zee werkte dit echter net ietsje anders, waardoor daar wel buien aanwezig waren. Terwijl het boven land vrijwel overal droog bleef.
Andere wetten boven zee (1): andere samenstelling van de lucht
Boven zee zijn de wetten echter net even anders. Dit komt onder meer omdat de samenstelling van de lucht daar verschilt van de samenstelling van de lucht boven land (onder meer door het boven zee aanwezig zijn van zoutdeeltjes). Door deze andere samenstelling kunnen bij temperaturen van hoger dan -6 graden boven zee vloeibare waterdeeltjes samensmelten grotere druppels dan op het droge mogelijk is. Zonder ‘hulp’ van bevriezing van de top van de wolk kunnen toch nog zulke grote neerslagkernen worden gevormd (in de vorm van vloeibare druppels) dat er alsnog een regenbui ontstaat. Boven land lukt dit echter, onder vergelijkbare omstandigheden, niet.
Idem dito, dinsdagmiddag bij de Overijsselse Vecht. Foto: Reinier van Assen.
Andere wetten boven zee (2): ‘egalere’ onstabiliteit
Verder was er nog een factor die bijdroeg aan het onder deze omstandigheden boven zee ontstaan van regenbuitjes zoals we die maandag en dinsdag gezien hebben. En dat is namelijk dat boven zee de atmosfeer in de onderste 2 a 3 kilometer zoals aangegeven weliswaar onstabiel was, maar dat boven zee het opstijgen van de luchtbellen een stuk egaler, een stuk rustiger gebeurde dan boven land.
Boven land (1): inmenging van droge lucht van boven de inversie
Boven land werd de lucht in de loop van de dagperiode door het opwarmen van de onderste luchtlagen door de zon, ook wel onstabiel, en stegen dus luchtbellen op Maar dit gebeurde veel onregelmatiger (de opwarming van het land door de zon verschilt sterk van plek tot plek). Hierdoor waren er dus aan de ene kant luchtbellen die wat minder fors tegen de inversie (de warme deken op enige hoogte) aanbotsten; aan de andere kant waren er luchtbellen die juist een veel harder tegen de inversie botsten.
De tweede groep luchtbellen stootte daarbij vaak zo hard tegen de inversie aan dat er als het ware bobbels in het warme dak ontstonden; de luchtbellen schoten een klein stukje door. Door de snelheid waarmee deze snelst stijgende luchtbellen opstegen, ontstonden daarbij onder de luchtbellen plekken met een tekort aan lucht (de ruimte onder wolk werd als het ware deels ‘vacuüm getrokken’).
Als gevolg daarvan werd lucht van de zijkant aangezogen om dit tekort te compenseren. Een deel van die lucht kwam van boven de inversie. En boven de inversie is bevat de lucht een stuk minder vocht dan eronder. De stapelwolken die in de stijgende luchtbellen waren ontstaan, kregen daardoor te maken met de inmenging van een stuk drogere lucht. Hierdoor werden de wolken aangetast.
Direct aan de kust dreef wel een enkel buitje van zee over. Landinwaarts lostten ze op. Hier een foto genomen vanaf Ameland op maandagmiddag, gemaakt door D.C. Visser.
Boven land (2): andere samenstelling lucht
Verder was (en is) de samenstelling van de lucht boven land ongunstig voor het ontstaan van dit soort buien (buien met wolkentoppen warmer dan -6 graden). De samenstelling van de lucht was anders – bevatte onder meer minder zoutdeeltjes (condensatiekernen). Hierdoor konden zonder vorming van ijskristallen boven land in deze omstandigheden ook geen nieuwe regenbuien ontstaan.
Gevolg van dit alles: buitjes boven zee die ook overdag boven land vrij snel uitdoofden
Dit maakte dat de buitjes die vanaf zee het land opdreven, boven land al vrij snel oplosten. En dat terwijl je overdag, en dan met name de middag, op het eerste gezicht intuïtief zeker ook zou verwachten dat er buien zouden ontstaan. Omdat er al buien op de Noordzee zaten. Niet dus.
Details maken het (grote) verschil
Hierbij gaat het om zeer specifieke omstandigheden. Lag de inversie (de overgang met de warme lucht die op dit geval op 2 kilometer hoogte aanwezig was) bijvoorbeeld een aantal honderden meters hoger hebben gelegen, dan zouden de wolken verder doorgegroeid zijn. En zou de temperatuur van de wolken boven land zeer goed mogelijk, wél tot duidelijk onder -6 graden - boven land het absolute minimum voor het ontstaan van een regenbui - zijn gedaald. En zouden ook in het binnenland misschien wel op grote schaal regenbuien zijn gevallen.
©Meteo Consult
't viel me idd de laatste dagen op dat er steeds boven zee kleine buitjes zaten , ook tijdens het heelijke weer.
Radarvervuiling ofzo dacht ik , niet dus !!
ook weer verklaart.... dank u!!