Het is een typisch verschijnsel bij 'mooi' weer tijdens vooral de lente en zomer: de wind die in de avond ineens vrij snel afneemt. En de volgende dag in de ochtend weer opsteekt. Dat is natuurlijk geen toeval, maar hoe komt dit?
Om te beginnen is het zo dat lucht die over de grond stroomt (de wind aan het aardoppervlak dus) wordt afgeremd door allerlei obstakels (van platen en bomen tot heuvels en flatgebouwen). Daardoor waait het aan de grond minder stevig dan iets hoger in de atmosfeer. Er is dus sprake van een verschil in windsnelheid tussen deze luchtlaag dicht bij het aardoppervlak en die daarboven.
Dit wetende, kunnen we verder met de verklaring van het afnemen van de wind in de avond, en aantrekken van de wind in de ochtend. Dit heeft alles te maken met de mate van stabiliteit van de atmosfeer. De atmosfeer is stabiel als, kort gezegd, de luchtlagen onderin koeler zijn dan de luchtlagen erboven. Omdat koele lucht zwaarder is dan warme lucht vindt in een stabiele situatie niet of nauwelijks uitwisseling plaats tussen deze luchtlagen.
Bij zonnig weer zien we vooral in de lente en zomer in de avond de wind duidelijk afnemen, en in de ochtend weer toenemen. Aan de bomen is dat vaak het gemakkelijkst te zien. Foto: Martha Kivits.
Bij zo’n stabiele opbouw is het verschil in windsnelheid tussen de luchtlagen het grootst. Aan de grond staat er veel minder wind dan hogerop. Er vindt namelijk nauwelijks uitwisseling plaats tussen de luchtlagen.
Bij een onstabiele opbouw (warme lucht onderin, en koelere daarboven) is de uitwisseling daarentegen veel groter. De luchtstroom aan de grond krijgt hierdoor ‘zwiepers’ mee van de luchtstroom hogerop in de atmosfeer. Het resultaat: het waait steviger (en vlageriger) aan het aardoppervlak dan bij een onstabiele opbouw.
Zeker bij een helder/ zonnig weerbeeld dag heen de opbouw van de atmosfeer wisselen: van stabiel naar onstabiel en omgekeerd van onstabiel naar stabiel.
In de nachtperiode koelt het namelijk aan het aardoppervlak sterk af ten opzichte van de temperaturen die overdag zijn bereikt (dit verschil is in de zomer stukken groter dan in de winter doordat de zon in de winter overdag minder warmte afgeeft). In de onderste meters is de temperatuurdaling het omvangrijkst. Hierdoor ontstaat op enige tientallen meters hoogte een overgangszone tussen de koudste lucht in de onderste meters, en de wat minder ver afgekoelde lucht erboven. Kortom: de opbouw wordt stabiel en er vindt geen uitwisseling meer plaats tussen de luchtlagen. De wind aan het aardoppervlak krijgt dan geen extra ‘voeding’ meer van bovenaf, en neemt in kracht af.
Over wind en zon gesproken.... geen goede combinatie voor mensen met hooikoorts. Foto: R. van Assen.
Overdag loopt de temperatuur aan het aardoppervlak weer op. Aanvankelijk is de luchtlaag in de onderste meters nog steeds koeler dan de luchtlaag daarboven. Maar na enige tijd wordt het verschil opgeheven en even later is de lucht in de onderste meters juist warmer dan de lucht erboven. Kortom: de luchtopbouw wordt (wederom) onstabiel.
Dat is het moment waarop de uitwisseling tussen de beide luchtlagen wederom op gang komt. De wind aan de grond krijgt weer zwiepers mee van bovenaf en neemt in kracht toe. Bij heldere/ zonnige omstandigheden zijn deze overgangen het scherpst te merken (omdat de temperuur het snelst stijgt c.q. zakt).
De afgelopen zonnige dagen was dit verschijnsel van aantrekkende en afnemende wind dan ook goed waar te nemen. De komende tijd blijft dat zo met veel zon en daarbij een vaak matige wind vanaf de late ochtend tot en met het begin van de avond, en een duidelijke afgezwakte wind in de tweede helft van de avond tot en met een deel van de ochtend. Je kan er de klok op gelijk zetten.
Bron: Meteo Consult