Aprilletje zoet heeft zelden nog een witte hoed
De afgelopen twee weken waren koud in Nederland, met winterse buien en nachtvorst. De koude kwam door een noordelijke stroming die poollucht naar het zuiden voerde. Met gemiddeld 5,2 graden was de eerste helft van april in De Bilt zo'n drie graden kouder dan de nieuwe normaal (1991–2020). Dat is ondertussen vrij zeldzaam geworden. Rond 1900 kwam zo'n temperatuurafwijking in april nog elke twee à drie jaar voor, nu is dat eens in de zestig jaar. We hebben dus echt negentiende eeuws weer gehad.Met gemiddeld 5,2 graden was de temperatuur over 1 tot en met 15 april ongeveer drie graden lager dan de nieuwe normaal (het gemiddelde over 1991–2020, figuur 1). Vergeleken met de opwarmende trend is dit vrij uitzonderlijk, alleen in 1903 en 1979 kwamen grotere afwijkingen ten opzichte van de trend voor.
Figuur 1. Etmaalgemiddelde temperatuur in De Bilt in 2020 en 2021 ten opzichte van het gemiddelde over 1991-2020. Bron afbeelding: KNMI.
Een statistische analyse van de waarnemingen geeft aan dat de kans op zo'n grote koude afwijking in het klimaat van nu vrij klein is, waarschijnlijk 1 op 60 jaar en vrijwel zeker zeldzamer dan 1 op 15 jaar. Begin vorige eeuw, toen de wereldgemiddelde temperatuur nog 1,2 graden lager was, kwam dit eens in de twee à drie jaar voor. Zo'n koude periode in april was dus volstrekt normaal.
Weerbeeld
De eerste helft van april werden de weerkaarten gedomineerd door een hogedrukgebied bij Groenland en een minder sterk lagedrukgebied boven Scandinavië (figuur 2). Dit komt in het voorjaar vaker voor: de Atlantische Oceaan is nog koud van de winter en dan vormt zich sneller een hogedrukgebied bij Groenland. Met de wet van Buys Ballot geeft dit een sterke stroming van de Noordpool naar Nederland: ijskoude, heldere lucht komt naar het zuiden, en boven de relatief warme zee komen daarin winterse buien tot ontwikkeling. In de heldere nachten kan nog nachtvorst voorkomen, zelfs als de temperaturen overdag al weer oplopen in de krachtiger wordende voorjaarszon.
Figuur 2. Afwijking van 1-15 april 2021 ten opzichte van het gemiddelde over 1990-2020. Links: in temperatuur (ºC), rechts in de stroming op 5 km hoogte (hoogte 500 hPa vlak in m). Bron afbeelding: KNMI/ECMWF.
Deze drukverdeling zorgde er tegelijkertijd voor dat in Canada de lente juist ongewoon zacht was en het ijs op de grote meren weken eerder smolt dan normaal door aanvoer van warme lucht vanuit het zuiden.
Grillige straalstroom
De ligging van hoge- en lagedrukgebieden hangt samen met de golvende straalstroom. Het turbulente karakter van de straalstroom maakt deze ligging grotendeels toevallig en beperkt voorspelbaar, al zijn er wel voorkeurspatronen. De waarnemingen laten nog geen duidelijke verandering zien in deze voorkeurspatronen. Voor de toekomst zijn er aanwijzingen voor vaker hoge druk boven de Britse eilanden met uitlopers boven Nederland. Dat gaat gepaard met meer zon en koudere nachten door heldere luchten met weinig wind. Er zijn geen aanwijzingen voor het vaker of minder vaak voorkomen van een noordelijke stroming in het voorjaar.
Wel is duidelijk dat de temperaturen blijven stijgen, op de Noordpool zelfs harder dan in Nederland: de aangevoerde lucht wordt minder koud bij een noordenwind zoals we de afgelopen twee weken hadden.
Nog zelden sneeuw
We hebben ook in de archieven naar sneeuw waarnemingen gekeken. De ruim 330 vrijwilligers die elke morgen de regenhoeveelheid meten, noteren ook hoeveel sneeuw er ligt. Tot het jaar 2000 zag tenminste één ervan sneeuw liggen op twee tot vier dagen in april. In 1970 lag er zelfs op 11 dagen sneeuw in april. Sindsdien is dat veel minder. Aprilletje zoet had nog wel eens een witte hoed, tegenwoordig echter nog maar zelden.
Figuur 3. Aantal dagen met sneeuw om 10 uur 's ochtends op tenminste één van de ~330 vrijwillige neerslagstations in Nederland. Bron afbeelding: KNMI.
Bron artikel: KNMI.nl