Een zonnevlam ontstaat door magnetische velden op sterren, zoals de zon. Die velden bewegen en beïnvloeden elkaar. Daardoor kan spanning zich opbouwen. Als die energie vrijkomt, schiet de ster een wolk van deeltjes de ruimte in als ontlading. Die deeltjes zorgen op aarde voor het poollicht.
Op 23 april was er zo'n 'sterrenvlam' bij twee sterren die om elkaar heen draaien. De Amerikaanse ruimtetelescoop Swift zag dat. Het licht van de zonnevlam was een paar minuten lang zelfs helderder dan de beide sterren bij elkaar. De temperatuur in de explosie was ongeveer 200 miljoen graden. Dat is 12 keer zo heet als de kern van onze zon.
Ongeveer 3 uur later was het weer raak. De sterren produceerden een tweede zonnevlam, die bijna even fel was als de eerste. In de 2 weken erna kwamen er nog een stuk of vijf vlammen, maar die werden steeds zwakker. De onderzoekers vergelijken het met de naschokken van een aardbeving.
De twee sterren zijn drie keer zo klein als onze zon. Dat maakt het opmerkelijk dat ze zulke enorme vlammen kunnen produceren. "We hadden geen idee dat ze dit in zich hadden", aldus onderzoekster Rachel Osten. De gigantische uitbarstingen komen doordat de beide sterren heel jong zijn en heel snel om hun as draaien. Daardoor bouwen ze veel magnetische spanning op. Onze zon is veel ouder en draait rustiger om zijn as. Mensen hoeven dus niet te vrezen voor zulke grote vlammen.
HLN.be