Het valt niet te ontkennen. Hoewel niet gelijkmatig, warmt het nog steeds verder op. Dat geldt mondiaal, maar ook in ons eigen land. Nu ook de astronomische winter bijna voorbij is (donderdag begint de astronomische lente), zullen we ons in het navolgende verhaal voorlopig voor de laatste keer concentreren op de meteorologische winter; de maanden december, januari en februari tezamen genomen. Ook onze winters worden steeds zachter.
De afgelopen winter konden er in ons land nauwelijks wintertaferelen worden gefotografeerd, maar in januari kon het noordoosten even aan de winter snuiven. Deze foto werd op 26 januari in Groningen geschoten, door Gerard Kiewiet.
Het klimaat versus het weer
Als we praten over opwarming, dan bedoelen we dat klimatologisch bezien. En daar begint bij veel mensen de verwarring. Dat het gemiddeld bezien warmer wordt, betekent niet dat nooit meer kouder dan die norm zal zijn. Het weer, met al zijn grillen, blijft immers gewoon doorgaan. Kijken we bijvoorbeeld naar de wintermaanden, dan zien we dat de koudste wintermaanden gemiddeld zelfs méér dan tien graden kouder kunnen verlopen dan de warmste wintermaanden. Dat verschil is véél groter dan de gemiddelde opwarming over een langere periode bezien, we spreken dan veeleer over enkele tienden van een graad.
Volgens de pluim van 17 maart, 1 uur, is de kans nihil dat het deze maand nog tot een Hellmannbijdrage komt, meetellend voor de winter van 2014. Een paar nachten met wat lichte vorst lijkt wat winters weer betreft, het hoogst haalbare te zijn. Bron: ECMWF, Meteo Consult.
De afgelopen winter hebben we gezien wat er gebeurt als de wind tijdenlang uit een zuidelijke richting blijft waaien. Met een gemiddelde temperatuur van 6,0 graden in De Bilt over de drie wintermaanden, was deze periode even zacht als in 1990 en was het alleen in de winter van 2006/2007 met 6,6 graden nog een stuk zachter, bekeken vanaf 1901.
Aldus blijven dit de totale Hellmanngetallen voor het winterseizoen van 2014 in ons land. Eigen bewerking.
Aan de andere kant zal het zelfs over honderd jaar nog steeds stevig gaan vriezen in ons land, als in de winter een hogedrukgebied strategisch boven Scandinavië komt te liggen en de wind daarbij bij ons een tijdlang uit het oostnoordoosten waait…
Het klimaat volgens de afspraken
‘Klimaat’ is niets anders dan het ‘gemiddelde’ weer over een groot aantal jaren. In bijvoorbeeld de tropen verloopt het weer tamelijk gelijkmatig en is een periode van 10 tot 15 jaar lang genoeg om een beeld van het klimaat ter plekke te verkrijgen. Op gematigde breedten verloopt het weer van maand tot maand, en van jaar tot jaar, een stuk grilliger qua temperatuur en is een langere periode nodig om ‘het klimaat’ vast te leggen. Internationaal is afgesproken om daartoe een periode van 30 jaar aan te houden, waarbij de verkregen waardes steeds tien jaar lang ‘vast’ worden gehouden. Zo vergeleken we in de jaren 2001 tot en met 2010 het opgetreden weer met de periode 1971-2000 en vanaf 2011 gebruiken we de periode 1981-2010. Vanaf 2021 schuift die zogenaamde ‘normaalperiode’ wederom tien jaar op en gaan we vergelijken met de jaren 1991-2020.
Concentreren we ons opnieuw op de wintermaanden, dan komt het niet uit de lucht vallen dat het ook in de winter aan het opwarmen is. We gebruiken niet voor niets het woordje ‘ook’, want dit beeld zien we eigenlijk in alle seizoenen en in heel Nederland terug. Wat dat betreft kunnen we De Bilt als een representatief voorbeeld blijven gebruiken.
De 30-jarige periode van 1961 tot en met 1990 leverde daar een gemiddelde wintertemperatuur van 2,6 graden op, tien jaar later (1971-2000) was die temperatuur gestegen naar 3,2 graden. In de huidige ‘normaal’ van 1981-2010 ligt die waarde nog 0,2 graden hoger, op 3,4 graden. De andere meetposten in ons land laten een vergelijkbare stijging zien (zie het kaartje hieronder).
Sinds de zeventiger jaren van de vorige eeuw, laat de gemiddelde wintertemperatuur een stijging zien, als we de jaren 1961-1990; 1971-2000 en1981-2010 met elkaar vergelijken (oranje getallen). Inmiddels is die temperatuur alweer 0,2 graden verder gestegen. Eigen bewerking.
Het ‘lopende’ gemiddelde en de nabije toekomst
In de tussenliggende jaren berekenen we trouwens een zogenaamd ‘lopend’ 30-jarig gemiddelde. Ieder jaar komt er aan het eind van de reeks een jaar bij en valt het eerste jaar aan het begin van de reeks er af. Voor wat betreft de winter zijn we aldus gevorderd tot de 30-jarige periode van 1985 tot en met 2014.
In de jaren 2009 tot en met 2013 hebben we gezien dat het in ons land heus nog wel kan winteren. Toch had dit weinig invloed op de gemiddelde ‘lopende’ wintertemperatuur, omdat we in 1979 en begin jaren ’80 ook een paar koude winters hebben gehad, waarvan de winters uit 1979 en 1982 met een gemiddelde temperatuur van -0,8 en 1,0 graad, de koudste waren. De afgelopen, bijna recordzachte winter heeft de balans echter resoluut naar de zachte kant doen doorslaan. De gemiddelde wintertemperatuur over de afgelopen 30 jaar is hierdoor met 3,6 graden alweer 0,2 graden hoger dan uit de ‘normaalperiode’ van 1981 tot en met 2010.
De zachtste winters op de vijf hoofdstations. De winter van 2014 valt voor Eelde buiten de top drie, maar komt voor Den Helder op de derde plek met 0,6 punten. Vlissingen krijgt er een vijfde winter bij zonder bijdrage. Voor zowel De Bilt als Beek scoort de winter van 2014 met 0,0 punten een absoluut record. Eigen bewerking.
Hoe gaat het verder? De kans is levensgroot dat dit lopende gemiddelde de komende jaren verder gaat stijgen. Destijds volgden er in het midden van de jaren ’80 juist drie (zeer) koude winters op rij, met Hellmanngetallen van respectievelijk 193,6; 149,3 en 151,5 punten in De Bilt, met de daarbij horende temperaturen van 0,3; 1,7 en 1,5 graden. De komende drie winters zullen deze winters dus qua kou moeten overtreffen, om dat gemiddelde van 3,6 graden opnieuw omlaag te brengen.
Uiteraard is de kans daarop niet nul, maar het getuigt wel van realisme om te stellen dat de kans dat dit zal gebeuren, zéér klein is. Na 1987 hebben we namelijk maar drie winters gehad die qua temperatuur vergelijkbaar waren met dit drietal en dat was de winter van 1996 met -0,2 graden, 1997 met 1,7 graden en 2010 met 1,1 graden. Als we dus in 2015, ’16 en ’17 drie van dergelijke winters op rij krijgen, dan nog blijft het temperatuurgemiddelde op 3,6 graden staan!
Na 1987 volgde er een rijtje (zeer) slappe winters, uitmondend in de zeer zachte winter van 1990, die net als de afgelopen winter, op 6,0 graden uitkwam. Daar liggen dus mogelijkheden om het hogere gemiddelde weer wat omlaag te brengen. Na 2020 weten we zeker of de dan nieuwe norm over 1991-2020, wederom een hogere wintertemperatuur heeft opgeleverd, of toch niet.
Lees ook:
Onweersdagen: 0