Astronomen hebben met behulp van de Alma-telescoop nieuw licht geworpen op de koudste plek in het heelal, oftewel de Boemerangnevel. Deze nevel is met een temperatuur van één graad Kelvin (-272,15 graden Celsius) het koudst bekende object in het universum.
In het blauw zijn de waarnemingen van de Hubble-ruimtetelescoop te zien en in het rood de waarnemingen van de ALMA-telescoop. © Bill Saxton; NRAO/AUI/NSF; NASA/Hubble; Raghvendra Sahai.
De nevel dankt zijn naam aan zijn vorm, tenminste, zoals de nevel oorspronkelijk werd waargenomen met telescopen vanaf de aarde, toen had de nevel een scheve vorm. Later bleek, met behulp van waarnemingen van de Hubble-ruimtetelescoop, dat de nevel meer de vorm van een zandloper had.
Met de nieuwe waarnemingen van de Alma-telescoop (Atacama Large Millimeter/submillimeter Array) werd de vorm van de Boemerangnevel nog duidelijker, doordat deze telescoop wel het vermogen heeft om het extreem koude moleculaire gas in de nevel te zien (op de foto in het rood). De 'taille' van de nevel blijkt helemaal niet zo smal als een zandloper, maar een stuk breder.
Randen warmen op
Uit het nieuwe onderzoek blijkt daarnaast ook dat de buitenste rand van de Boemerangnevel langzaamaan begint op te warmen. Ook al blijft de temperatuur nog steeds iets kouder dan die van de kosmische achtergrondstraling (de warmtestraling die kort na de oerknal werd uitgezonden) van het heelal.
De Boemerangnevel is een planetaire nevel die zich op een afstand van ongeveer 5000 lichtjaar van de aarde bevindt in het sterrenbeeld Centaur. Een planetaire nevel ontstaat als de centrale ster tijdens haar laatste levensfase een veelkleurige gasnevel uitstoot.
Bron: AD
Onweersdagen: 0