Vandaag (maandag 15 juli) wordt de eerste helft van de meteorologische zomer en ook de eerste helft van het hele zomerhalfjaar afgesloten. Wat opvalt is, dat het een erg ‘stil’ halfjaar is geweest. Het is maar zelden tot onweer gekomen in ons land. In het navolgende verhaal staan we daarbij stil.
Het aantal geregistreerde ontladingen in Nederland en omgeving, in april 2013. Bron: maandoverzicht KNMI.
Idem, voor mei 2013. Let op, de schaal is anders dan in april.
Idem, voor juni 2013.
Wanneer is er sprake van onweer?
We spreken van een onweersdag zodat er op het waarnemingsstation de donder kan worden gehoord. Een logische eis, want overdag is de bliksem soms moeilijk te zien, terwijl ’s nachts, als het donker is, juist het omgekeerde geldt. Onder gunstige omstandigheden kan de bliksem dan van enkele tientallen kilometers afstand, ja soms zelfs van meer dan honderd kilometer afstand, worden waargenomen. We spreken van ‘weerlicht’ zodra de bliksem van zulk een grote afstand wordt gezien, dat de begeleidende donder niet meer is te horen.
De laatste tientallen jaren wordt de bliksem, of meer precies de locatie van de ontladingen, ook elektronisch vastgelegd, een systeem dat de laatste vijftien jaar verder is geperfectioneerd. Op de site van het KNMI kunnen alle ontladingen die boven Nederland en in de nabije omgeving aldus worden opgetekend, worden bekeken en in de maandoverzichten die worden gepubliceerd, wordt een samenvatting gegeven. Van beide weergaves zijn hiernaast afbeeldingen te zien.
Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de definitie waarbij er sprake is van een ‘onweersdag’ in de toekomst wellicht gewijzigd zal worden, ook gezien de toename van het aantal onbemande stations en de aanwezigheid van storend omgevingsgeluid, dat niet overal even sterk is en in de loop van de dag bovendien sterk kan variëren. Ook een hardhorende waarnemer zal minder onweersdagen noteren… De nieuwe eis zou bijvoorbeeld kunnen luiden: er is sprake van onweer op een waarnemingsstation, als er tenminste één ontlading is geregistreerd op een afstand van 10 km of minder (een waarnemer ter plekke zal dan de donder na maximaal 30 seconden kunnen horen).
Ontlading in Zutphen, op 20 juni 2013. Foto: Willem Bentink. Sindsdien moeten de onweersliefhebbers werkeloos toekijken.
Tot dusver een zeer onweersarm jaar.
Het jaar 2013 heeft bepaald niet uitgemunt in het aantal onweersdagen in ons land. In iedere maand van het jaar kan het tot onweer komen, maar het is toch een verschijnsel dat vooral in het zomerhalfjaar voorkomt, zeg maar van april tot en met september. Uit metingen is gebleken dat het zomerhalfjaar 95% van het totale aantal ontladingen en inslagen voor hun rekening nemen en de overige zes maanden (oktober tot en met maart) slechts 5%.
Het aantal onweersdagen verschilt sterk per jaar. In De Bilt was 1929 het meest onweersame jaar met op slechts twaalf dagen onweer, terwijl in 1957 op 52 dagen de donder werd gehoord. Er zijn heel wat maanden geweest zonder onweer. Meer recent kijkend leverde augustus 2006 alleen al achttien, en de jaren 1999 en 2004 42 onweersdagen op, terwijl in 1991 de teller bij vijftien onweersdagen bleef steken. Landelijk bezien onweert het het vaakst in een strook over west- en Midden-Brabant naar Zuid-Holland (zie hiernaast), terwijl het noordoosten en Limburg het onweersamst zijn.
Het aantal ontladingen varieert per maand, maar ook op jaarbasis behoorlijk, zoals deze grafiek over 2000-2007 laat zien. Bron: KNMI. Duidelijk is te zien dat de pieken steeds in het zomerseizoen vallen.
Het gemiddelde aantal onweersdagen per jaar, in 1971 t/m 2000. Bron: KNMI.
Uiteraard is het ene onweer het andere niet. Sommige buien leveren slechts enkele ontladingen op en geen inslagen, terwijl grote, actieve buiencomplexen meerdere ontladingen per seconde kunnen opleveren en tientallen inslagen. Zo’n zwaar buiencomplex kan in totaal tussen vijftig- en honderdduizend bliksems opleveren!
Dit jaar was het onweer van weinig betekenis, op veel plaatsen. De belangrijkste onweersdagen waren 19 en 20 juni. Vooral in de oostelijke helft van het land en in Zeeland kwam het toen lokaal tot actief onweer, maar veel plaatsen kregen met een zogenaamd ‘Frans kadaver’ te maken, zoals een waarnemer op Weerwoord heel treffend het buiencomplex beschreef dat in de nacht boven Frankrijk ontstond en daar actief was, maar in de ochtend, al uitblussend, over ons land naar het noorden trok. Dat gebeurde trouwens zowel op de 19e als de 20e. Het onweer ging er daarbij grotendeels uit. Zo had bijvoorbeeld Rotterdam slechts één onweersdag in juni, en Schiphol niet één.
De geregistreerde ontladingen op 19 juni 2013. Bron: KNMI.
Idem, voor 20 juni 2013. Dit waren tot dusver de twee onweersrijkste dagen van dit jaar, maar leverden desondanks niet overal in ons land onweer op.
De Bilt, strategisch in het midden van het land gelegen, kreeg nog twéé onweersdagen in juni, waarmee het totaal van het hele jaar op zeven kwam en gedurende dit zomerseizoen op zes. De kans dat we hiermee een record gaan breken is niet zo groot, want de periode april tot en met augustus 1991 leverde slechts zeven onweersdagen op; de meest onweersarme lente en zomer tot dusver. In totaal vijf andere jaren sinds 1960 leverden minder dan vijftien onweersdagen op. Het laatst gebeurde dat twee jaar geleden, toen de teller op veertien bleef steken, toch nog meer dan het dubbele aantal van dit jaar…
De oorzaak?
Onweersbuien kunnen vooral ontstaan in warme, onstabiele lucht, met voldoende vocht, waarin grote buienwolken kunnen gaan groeien. Ook op het grensvlak van twee luchtsoorten, vooral daar waar warme lucht door koelere wordt verdreven, kan het tot onweer komen. Wat dat betreft was de situatie op 19 en 20 juni ideaal. We zaten in warme, vrij vochtige en onstabiele lucht, en vanuit het (noord)westen drong koelere lucht op.
Maar dat was ook ongeveer de enige keer deze zomer! Al tijdenlang hebben we te maken met een hogedrukgebied dat zich dichtbij ten westen of noordwesten van ons land ophoudt. In een hogedrukgebied daalt de lucht langzaam, waarbij deze opdroogt en aanwarmt en dus stabieler wordt. Onderin wordt met winden tussen noordwest en noordoost relatief koele en vochtige lucht van zee aangevoerd, die overdag door de opwarming boven land wel onstabiel van opbouw wordt, maar die onstabiele laag blijft beperkt qua omvang, vanwege dat warmere ‘deksel’ daarboven.
De weerkaart geldig voor aanstaande zaterdagmiddag, 14 uur (Bron: ECMWF/Meteo Consult). Ook op de passage van dit koufront komt het niet tot onweer, hooguit tot wolkenvelden met een spatje (mot)regen.
De eerste helft van juli is hierdoor onweersloos verlopen. Er is nog niet één ontlading geweest die zich boven ons land heeft gemanifesteerd, of binnen gehoorsafstand van de grens. Gezien de weerkaarten is het niet zo waarschijnlijk dat het de komende week, of wellicht zelfs de komende anderhalve week, tot onweer komt in ons land, want het hogedrukgebied weet van geen wijken. De zomer van 2013 ligt dus nog volop in de race om (een van de) onweersarmste zomers te worden.
De laatste tijd zijn het vooral deze platte, stratocumulus-achtige wolken die we zien. Foto: Gé Ensing.
Bron: meteo Consult,