Sinds enkele jaren vind je op het internet verschillende sites met radarbeelden van de neerslag. Door die beelden snel na mekaar te bekijken, kan je zien hoe de neerslaggebieden zich verplaatsen. Ideaal voor fietsers, voor droog wasgoed, voor een toeristische trip, enzovoort. De weerradar zendt continu een smalle bundel radiogolven uit die vrijwel rechtlijnig door de atmosfeer beweegt. Door de hoogte van de bundel te variëren wordt op die manier de hele hemel in stroken gescand. De sterkte van een reflectie is een maat voor de neerslagintensiteit, het tijdsverschil tussen het uitgezonden en het ontvangen signaal bepaalt de afstand van de weerradar tot aan de neerslag.
België beschikt over drie weerradars: Zaventem, Jabbeke en Wideumont. De live beelden zijn op het internet te vinden. Een andere site bevat de informatie van twee Nederlandse weerradars: De Bilt en Den Helder. Hoe fantastisch een weerradar ook is, je moet toch voorzichtig zijn met de interpretatie van de beelden. Mensen vertellen me vaak dat ze op de weerradar geen spatje neerslag zagen en dat ze daarna werden overvallen door een verschrikkelijke regenbui. Hoe kan dat?
Een weerradar kan natuurlijk niet "achter" de horizon kijken, zie bovenstaande afbeelding. De aarde is gekromd. Motregen die ontstaat op lage hoogte kan door de weerradar worden gedetecteerd tot op een afstand van enkele tientallen km. Verderop zit de radarbundel al "te hoog" om de lage neerslag te kunnen waarnemen. Heel fijne motregen wordt zelfs bijna helemaal niet gedetecteerd. Ook sneeuwvlokken bevinden zich meestal op lage hoogten en worden daardoor maar opgepikt door de radar tot op een afstand van enkele tientallen kilometer. Torenhoge donderwolken (met een hoogte van 10 km) kunnen door de radar worden gezien tot op 240 km afstand.
Afbeelding 3 toont het resultaat van de Nederlandse weerradars. Voor deze waarnemingsstations zijn de regenwolken boven de Ardennen en boven het noorden van Frankrijk nog niet zichtbaar. In afbeelding 2 zie je het overeenkomstige beeld van de Belgische weerradars. Hier is de Ardense en de Franse neerslag wel aanwezig. Algemeen geldt dus dat lage regenwolken die vanuit het zuiden en het zuidwesten komen, door de Nederlandse weerradars veel later zullen worden geregistreerd.
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Bovendien is het fout te veronderstellen dat een regengebied zich gewoon van plaats A naar plaats B beweegt. Voor regenbuien geldt dat ze vrij plots kunnen ontstaan en weer verdwijnen. Het is dus perfect mogelijk dat op het moment dat je de weerradar hebt bekeken, er inderdaad nog geen bui was in de Benelux. De fietser vertrekt dus voor een droge tocht, maar ondertussen komen de de buien tot ontwikkeling... met alle gevolgen vandien. Droge sneeuw wordt door de radar niet goed "gezien". Smeltende sneeuw wordt door weerradars dan weer overschat. Soms gebeurt het dan neerslag in de onderste luchtlagen verdampt. De regen komt helemaal op het eind in warme lucht terecht en bereikt het oppervlak niet of nauwelijks. Het radarbeeld zit vol neerslag, maar in werkelijkheid is het bijna volledig droog. Het blijft dus nodig om het weerbericht te raadplegen. Alleen met een weerradar kom je er niet.
Soms geeft een weerradar ook "foute" resultaten. Bij bepaalde weertypes (bv. een temperatuursinversie) wordt de radarbundel soms abnormaal naar beneden afgebogen, de zgn. abnormale propagatie. Op die manier detecteert de radar oppervlaktedetails. En dan kan op een zonnige dag het radarbeeld soms zwaar vervuild zijn met allerlei valse reflecties (zie afbeeldingen 5 en 6). In sommige gevallen registreert een weerradar ook vogelzwermen, stof of antiradarsneeuw, het zgn. "chaff".
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Bron: http://www.frankdeboosere.be/