Deze foto is niet meer beschikbaar
Satellietbeeld van Antarctica. © reuters.
Wetenschappers hebben een enorme krater onder de dikke ijslaag van het Antarctische oppervlak gevonden. Deze is mogelijk een aantal jaar geleden ontstaan door een kolossale overstroming, ongeveer drie kilometer onder het ijs. Dat meldt ESA. Ver onder de dikke Antarctische ijslaag liggen meren van zoet water die geen directe verbinding met de oceaan hebben. Deze meren zijn voor wetenschappers van groot belang om de dynamiek van ijs en de watertransport onder het bevroren oppervlak te begrijpen. Europese wetenschappers hebben nieuwe metingen van de CryoSat (een wetenschappelijke aardobservatiesatelliet van ESA) en oude gegevens van NASA's ICESat (de Ice, Cloud, and Land Elevation Satellite) gecombineerd om de grote krater onder het ijs in beeld te brengen. Hierdoor konden zij ook de omvang van de overstroming bepalen.
Deze foto is niet meer beschikbaar
3D-beeld van de krater. © ESA.
Van 2007 tot 2008 is ruim zes kubieke kilometer water weggestroomd uit het meer (dat is vergelijkbaar met de hoeveelheid water in het Loch Ness-meer in Schotland). Daarmee is het de grootste overstroming in zijn soort. Op het hoogtepunt van de overstroming zou het water met een snelheid van 160 kubieke meter per seconde zijn weggestroomd. 'De krater is enorm', vertelt hoofdauteur van het rapport Malcolm McMillan aan BBC. Het heeft een oppervlakte van ongeveer 260 vierkante kilometer - ongeveer de grootte van Edinburgh - en heeft een diepte van maar liefst 70 meter.' Het onderzoek staat gepubliceerd in het vakblad Geophysical Research Letters. Sinds eind 2008 lijkt het meer zich weer bij te vullen, alleen zes keer zo langzaam als dat het leegliep. Volgens de wetenschappers kan het decennia duren voordat het weer op het oude peil is. Tot nu toe zijn ongeveer vierhonderd meren onder het Antarctische ijsoppervlak ontdekt. Iedere keer wanneer er een overstroming is, wordt het subglaciale gebied verstoord, waardoor het ijs aan het oppervlak sneller in de zee glijdt.
Bron: AD