De huidige winterperiode (november t/m maart) heeft gemiddeld over het land al 16 sneeuwdekdagen opgeleverd tegen 11 sneeuwdekdagen normaal tussen november en maart (1981-2010). De laatste jaren lag er in de winterperiodes vaak sneeuw. Zo telde de winter van 2010 (november t/m maart) 43 dagen met een sneeuwdek, die van 2011 telde er 28. Heel anders dan de winters van 2007 en 2008 toen er op achtereenvolgens slechts 2 en 4 dagen sneeuw lag. In de winters 1989 en 1990 slechts één dag sneeuw.
Sneeuwduienen van ruim een halve meter hoogte in het noorden van Nederland op 21 januari 2013 (foto: Jannes Wiersema)
Sneeuw valt ons land gewoonlijk weinig, landelijk op 30 dagen per jaar. Veel valt er meestal niet en vaak is het natte sneeuw bij temperaturen boven nul. Een sneeuwlaag, die dagen blijft liggen, komt nog minder voor. In sommige winters helemaal niet, maar meestal ligt er wel even sneeuw.In Zeeland en Zuid-Holland op 10 dagen per jaar, in het oosten van Groningen, Drenthe en op de Limburgse heuvels ligt in verschillende winters op zeker 25 dagen sneeuw. In het binnenland valt gemiddeld eens per 10 jaar meer dan 20 cm, eens per 50 jaar meer dan 35 cm. De vroegste datum met een sneeuwtapijt in De Bilt is 13 oktober (1975), de laatste 17 mei (1935). Sneeuwvlokken zijn ook in september of juni wel eens gezien.
Ontstaan van sneeuw
Vrijwel alle neerslag begint als sneeuw. Water van de aarde verdampt, gaat over in druppels en die vormen een wolk. Door verdamping van waterdruppels slaat de waterdamp neer op de nietige ijskristallen die reeds gevormd waren. De ijskristallen groeien steeds verder aan ten koste van de waterdruppels waardoor de ijskristallen steeds groter en zwaarder worden en op gegeven moment zullen gaan vallen. De ijskristallen verkleven verder met elkaar. De sneeuw(vlok) is dan geboren! Als de lucht op de aarde koud genoeg is smelten ze niet en valt de neerslag als sneeuw of smeltende sneeuw.
Kleur van sneeuw
In tegenstelling tot ijs is sneeuw wit, omdat sneeuw een minder dichte samenstelling heeft. Sneeuw bevat lucht waardoor licht wordt weerkaatst. Bij sneeuw is de weerkaatsing voor alle kleuren gelijk en daardoor zijn de vlokken wit. Alleen tegen een donkere achtergrond, zoals een donkere lucht lijkt sneeuw grijs.
Geluid van sneeuw
Door de lucht die sneeuw bevat werkt sneeuw als geluiddemper en is dan veel stiller op straat. De toonhoogte van voetstappen in sneeuw is hoger bij lagere temperaturen. Bij temperaturen boven nul smelt de sneeuw onder de voetstappen en wordt smeltwater opgezogen. Vriest het meer dan vijf graden, dan wordt de sneeuw vrijwel geruisloos samengedrukt onder de voeten. Vriest het meer dan twaalf graden, dan kraakt sneeuw.
Afkoeling door uitstraling
Boven sneeuw, vooral boven verse sneeuw, koelt het ’s nachts onder een heldere hemel sterker af dan boven een onbedekte bodem. Sneeuw en vooral verse sneeuw bevat veel lucht dat sterk isoleert. Daardoor kan het verschil in temperatuur tussen het bovenste laagje en de onderste sneeuw heel groot worden. De bovenste centimeters zijn het koudst, dieper in de sneeuw loopt de temperatuur op tot nul bij de aarde. Door de temperatuurverschillen in de sneeuw ontstaat een transport van waterdamp. Onderin de sneeuw is de druk het grootst zodat het watertransport van onder naar boven gaat. Als de damp vanuit de diepte in de toplaag komt, zal het vocht vastvriezen op het al aanwezige sneeuwijs en kan een korstje vormen. De aangroei van boven gaat ten koste van sneeuw beneden die verdampt.
Sneeuwpatronen
In sneeuw die op een terras valt is het legpatroon van de tegels bij temperaturen boven nul te herkennen. De eerste sneeuw smelt en het smeltwater loopt in de voegen. Daardoor koelt de voeg af tot het vriespunt en daar nieuwe sneeuw ophopen. Pas na een tijd is de ondergrond zo koud dat de sneeuw ook op de tegels blijft liggen. De laag is dan dunner dan op de voegen waar de eerste vlokken ook al bleven liggen.
Gewicht van sneeuw
Vooral natte sneeuw kan problemen en gevaar opleveren voor daken, met name voor platte daken. Een kubieke meter poedersneeuw weegt 50 kilo. Dezelfde hoeveelheid samengedrukte plaksneeuw weegt zo'n 200 kilo en die hoeveelheid als natte sneeuw kan meer dan 500 kilo wegen.
Instortgevaar vogelhuisje (Foto: Barbara Volland, Untergriesbach, Lankreis Passau)
Sneeuwstatistiek
Klimatologisch is weinig bekend over sneeuw. In vorige eeuwen kwam men niet op het idee een liniaal in de sneeuw te steken en pas halverwege de vorige eeuw begonnen de weerkundigen met het aanleggen van reeksen met sneeuwmetingen. In dagboeken uit de zeventiende en achttiende eeuw wordt wel vermeld of er sneeuw is gevallen en of dat veel was maar indertijd gaf sneeuw voor de samenleving veel minder problemen dan met het drukke verkeer tegenwoordig. Paard en slee waren vroeger ideaal om een weg te banen door de sneeuw en de grootste problemen ontstonden pas als de sneeuw ging smelten. Juist op de modderige wegen was er geen doorkomen aan.
Smelten van sneeuw
Het smeltproces van sneeuw begint al bij de stenen waarop het valt. Die slorpen veel straling op en worden dus warmer. In een stedelijke omgeving smelt sneeuw ook sneller omdat de neerslag door rook en stof is vervuild. Vuile sneeuw smelt dus sneller dan schone sneeuw. Oudere sneeuw is niet zo wit als verse sneeuw en neemt meer zonlicht op als warmte. Vuiligheid verlaagt bovendien het smeltpunt en zorgt er net als strooisel bij gladheid voor dat de sneeuw eerder smelt.
Bron: KNMI