De wereldgemiddelde temperatuur over 2012 lag ongeveer 0,44 graden boven het standaardgemiddelde over de jaren 1961-1990. Het uiteindelijke cijfer kan 0,1 graad hoger of lager uitvallen. Daarmee staat 2012 wereldwijd op de tiende plaats van de warmste jaren sinds het begin van de metingen in 1850. Dit ondanks de invloed in de eerste helft van het jaar van La Niña met kouder water dan normaal bij de evenaar. Sterke La Niña jaren zijn doorgaans 0,10 tot 0,15 graden koeler dan de jaren ervoor en erna. Ook 2011 was een La Niña jaar en was met een afwijking van +0,42 graden vrijwel net zo warm als 2012.
Warmste decennium (bron: Met Office)
De jaren 2005 en 2010 waren gemiddeld over de wereld 0,54 graden warmer dan het langjarig gemiddelde. Dat is 0,01 graad boven het gemiddelde van 1998, het warmste jaar van de vorige eeuw. Het verschil tussen de drie warmste jaren 2005, 1998 en 2010 is volgens de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) marginaal en ligt binnen de meetonzekerheid.
De statistieken voor de wereldgemiddelde temperatuur zijn gebaseerd op meetreeksen van het Hadley Centre/Climatic Research Unit van het Engelse Met Office (HadCRU), het U.S. National Climatic Data Center (NCDC) en het U.S National Aeronautics and Space Administration (NASA). De 13 warmste jaren sinds het begin van de metingen hebben zich voorgedaan in de laatste 15 jaar en alle jaren uit de 21e eeuw staan in de top tien. Het tijdvak 2001-2010 was met een wereldgemiddelde van 0,46 graden boven het langjarig gemiddelde het warmste tijdvak van tien jaar sinds het begin van de metingen in 1854.
Uit de vorige eeuw staat alleen 1998 met een afwijking over het hele kalenderjaar van +0,51 graden boven het gemiddelde bij de tien warmste jaren. Net als in 2010 gaf toen een sterke El Niño de temperatuur een extra zetje. In een El Niño-jaar is het water langs de evenaar in de Stille Oceaan warmer dan normaal. Als het zeewater kouder is spreken we van een La Niña. De afwisseling van El Niño’s en La Niña’s is een natuurlijke variatie van het klimaat. Sinds 2007 hadden we tijdelijk te maken met een La Niña, waardoor de opwarmende trend door het versterkte broeikaseffect in 2007, 2008 en 2009 iets werd onderdrukt. Daarna was er weer El Niño, die invloed had op de wereldgemiddelde temperatuur van 2010. In de tweede helft van dat jaar tekende zich voor de kust van Ecuador op de Stille Oceaan een sterke La Niña af die ervoor zorgde dat 2011 minder warm was dan het voorgaande jaar.
De wereldgemiddelde temperatuur is inmiddels al ruim dertig jaar hoger dan normaal. Sinds 1975 warmt de aarde gemiddeld ongeveer 0,17 graden op per tien jaar. Die trend wil echter niet zeggen dat het wereldgemiddelde elk jaar iets hoger is dan het voorgaande jaar. Het ene jaar is het wat warmer, het andere wat kouder. Twee of drie jaar na grote vulkaanuitbarstingen in de tropen is het wereldgemiddelde rond de 0,2 graden lager, zoals in 1992 en 1993 na de uitbarsting van de Pinatubo op de Filippijnen. Vanaf 1994 toen was het stof was verdwenen ging de temperatuur weer omhoog.
El Niño's, vulkaanuitbarstingen en ook variaties in de zonneactiviteit zijn van groot belang voor het klimaat. Uit onderzoek blijkt dat de waargenomen opwarming in de eerste helft van de 20e eeuw grotendeels verklaard kan worden uit een afname van vulkaanactiviteit (vulkanen hebben een koelend effect), een toename van de zonneactiviteit en variaties in El Niño met warmer water langs de evenaar. Een El Niño leidt tot een zwakkere passaatwind boven de oceanen, waardoor minder water verdampt en het oppervlaktewater warmer blijft. Ook het weer is een belangrijke bron van kortdurende variaties in de wereldgemiddelde temperatuur. Zo kunnen de wintertemperaturen boven Siberië en Canada van jaar op jaar enorm verschillen.
Jan-Oct Global Land & Ocean Temperature Anomalies with respect to the 1961-1990 base period (WMO)
Vooral in de tweede helft van de 20e eeuw is de temperatuur snel opgelopen. De gemiddelde zonneactiviteit is in deze jaren echter iets afgenomen dat leidt tot een lichte daling van de temperatuur. Bovendien vonden er sinds 1960 flinke vulkaanuitbarstingen plaats dat ook leidt tot een daling van de temperatuur. Het is echter veel warmer geworden. Onderzoekers concluderen daaruit dat de forse opwarming in de tweede helft van de 20e eeuw waarschijnlijk niet alleen het gevolg kan zijn van natuurlijke variaties.
Bron: KNMI