De meeste sterrenstelsels zouden omgeven zijn door een kolossaal omhulsel van donkere materie. Maar misschien zijn die zogeheten halo's wel niet zo onzichtbaar als tot nu toe werd aangenomen. Nieuw onderzoek van de kosmische infrarood-achtergrondstraling wijst erop dat de halo's ook sterren kunnen bevatten (Nature, 25 oktober).In de afgelopen decennia heeft onderzoek met ruimtetelescopen laten zien dat er meer licht op nabij-infraroodgolflengten uit de ruimte komt dan je op grond van de bekende aantallen sterrenstelsels zou verwachten. Vermoed werd dat die vlekkerige achtergrondstraling afkomstig is van verre sterrenstelsels die door hun grote afstanden zwak lijken en/of van relatief nabije, kleine stelsels die van zichzelf weinig licht uitzenden.Het nieuwe onderzoek laat echter zien dat beide mogelijkheden tekortschieten. Uit waarnemingen met de infraroodsatelliet Spitzer blijkt dat de mogelijke bijdrage van verre sterrenstelsels een factor duizend te klein is, en ook de relatief nabije stelsels kunnen maar ongeveer tien procent van de infraroodachtergrond voor hun rekening nemen.Er moet dus naar nieuwe bronnen van infraroodstraling worden gezocht. Volgens de onderzoekers zou het daarbij wel eens kunnen gaan om sterren die bij botsingen tussen verre sterrenstelsels de ruimte in geslingerd zijn. Die sterren zouden zich in de donkere halo's kunnen hebben genesteld en ongemerkt bijdragen aan de kosmische infrarood-achtergrond.
Bron: Astronieuws
Duitse astronomen hebben een zeer snel rondtollende neutronenster ontdekt die een nauwe dubbelster vormt met een kleine, 'uitgeklede' ster. Het tweetal draait in slechts anderhalf uur om elkaar. Anders dan soortgelijke objecten is de neutronenster niet opgespoord op radio- of röntgengolflengten, maar in het veel moeilijker waarneembare gammagebied (Science, 26 oktober).Een neutronenster is het compacte restant van een zware ster die aan het einde van zijn leven is ontploft. Neutronensterren zenden twee bundels van straling de ruimte in en wentelen ondertussen soms wel honderden keren per seconde om hun as. Vanaf de aarde kunnen we zo'n dolgedraaide 'vuurtoren', die officieel pulsar wordt genoemd, aan en uit zien knipperen.De nu ontdekte pulsar, PSR J1311-3430, is in feite al in 1994 opgespoord als een sterke bron van energierijke gammastraling in het sterrenbeeld Centaurus. Maar nu pas is, aan de hand van metingen van de Amerikaanse gammasatelliet Fermi, komen vast te staan dat deze bron een pulserend karakter heeft. Dat was niet gemakkelijk, want per uur weet slechts één gammafoton van de pulsar de Fermi-satelliet te bereiken.De meetgegevens laten zien dat PSR J1311-3430 maar liefst 390 keer per seconde om zijn as tolt. Zijn begeleider is kleiner dan de planeet Jupiter, maar tegelijkertijd acht keer zo zwaar. Daaruit kan worden afgeleid dat zijn dichtheid enorm hoog is. Vermoed wordt dat de begeleider het restant is van een ster die een groot deel van zijn massa aan de pulsar heeft overgedragen.De beide objecten spiralen geleidelijk naar elkaar toe. Ze zijn elkaar inmiddels zo dicht genaderd dat hun onderlinge afstand niet veel groter is dan de afstand aarde-maan. Dat leidt ertoe dat het toch al schamele restant van de begeleidende ster door de intense straling van de pulsar wordt verhit en letterlijk bezig is om te verdampen.
Bron: Astronieuws
This tiny fraction of a CFHTLS Deep field reveals a wallpaper pattern of galaxies. At least a thousand distant galaxies can be identified on this image as little fuzzy dots (the crossed type disks are foreground stars from our own Galaxy). The entire CFHTLS revealed tens of millions galaxies like these.
© CFHT / Coelum
Franse en Canadese astronomen hebben de definitieve versie gepresenteerd van de Canada-France-Hawaii Telescope Legacy Survey, een langlopend project dat zich de tussen 2003 en 2009 heeft voltrokken op de top van de Mauna Kea (Hawaï). Bij de Legacy Survey zijn beeldgegevens verzameld van 38 miljoen sterrenstelsels tot op afstanden van negen miljard lichtjaar. Het verwerken van de gegevens, die onder meer worden gebruikt om de donkere materie en donkere energie in het heelal te onderzoeken, heeft drie jaar geduurd.Hoofddoel van de survey was het nauwkeurig meten van de helderheden van honderden supernova-explosies in verre sterrenstelsels. Zulke metingen worden gebruikt om de afstanden van deze stelsels te meten en de snelheden waarmee deze – ten gevolge van de uitdijing van het heelal – van ons vandaan bewegen. Die combinatie van gegevens maakt duidelijk hoe de uitdijingssnelheid van het heelal in de loop van de miljarden jaren is veranderd.Een tweede speerpunt was het in kaart brengen van de geheimzinnige donkere materie in het heelal. Daartoe is onderzocht hoe relatief nabije clusters van sterrenstelsels het licht van verder weg gelegen stelsels afbuigen en vervormen – een relativistisch verschijnsel dat al door Albert Einstein werd voorspeld. De mate van afbuiging verraadt hoeveel massa – in de vorm van zichtbare én donkere materie – de clusters bevatten.De gegevens van de Legacy Survey zullen nog jarenlang voor nieuwe onderzoeksdoeleinden worden gebruikt. Zo is een team van astronomen momenteel bezig om het reusachtige gegevensbestand door te spitten op verre quasars (de extreem heldere kernen van actieve sterrenstelsels). (EE).
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 26 oktober 2012, 10:22 uur, door Tatanka
This visible-light image from the Hubble Space Telescope shows the vicinity of the star Fomalhaut, including the location of its dust ring and disputed planet, Fomalhaut b. A coronagraphic mask helped dim the star's brightness. This view combines two 2006 observations that were taken with masks of different sizes (1.8 and 3 arcseconds). (Credit: NASA/ESA/T. Currie, U. Toronto)
Een nieuwe analyse van beeldgegevens van de Hubble-ruimtetelescoop wijst erop dat er misschien tóch een zware planeet cirkelt om de nabije ster Fomalhaut. Uit het onderzoek blijkt dat de planeet, Fomalhaut b, wellicht in een dichte wolk stof is gehuld.Fomalhaut is een heldere ster in het sterrenbeeld Zuidervis, op 25 lichtjaar van de aarde. Eind 2008 kondigden astronomen aan dat er in een wijde baan rond deze ster een planeet cirkelt. Sterker nog: ze maakten zelfs opnamen waarop een nietig stipje bij de ster was te zien.In 2011 ontstonden er echter twijfels over het planetaire karakter van het lichtstipje. De snelheid waarmee het zich verplaatste, zijn sterk wisselende helderheid en de onzichtbaarheid ervan op infraroodbeelden van de Spitzer-satelliet trokken het bestaan van de planeet in twijfel. Het leek er eerder op dat het object bij Fomalhaut niet meer dan een stofwolk was.Uit een nieuwe analyse van Hubble-gegevens uit de periode 2004-2006 blijkt echter dat de helderheid van het vreemde object helemaal niet zo sterk wisselt als eerder het geval leek. Ook lijkt het bij nader inzien een keurige cirkelbaan om de ster te volgen. Alleen lukt het nog steeds niet om de vermeende planeet op infraroodbeelden terug te vinden.Dat laatste kan echter worden verklaard door aan te nemen dat de planeet geheel in stof is gehuld. Het lichtstipje op de Hubble-beelden zou dus niet de planeet zelf zijn, maar het stof daaromheen. In dat geval kan Fomalhaut b worden beschouwd als een planeet-in-aanbouw. (EE).
Gepubliceerd op 25 okt 2012 door NASAexplorer
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 26 oktober 2012, 10:26 uur, door Tatanka
Supernova remnant 0509-67.5 was searched for a left-behind partner star without success.
Supernova-explosies van type Ia spelen een belangrijke rol bij het onderzoek van de uitdijing van het heelal. Maar hoe deze sterexplosies precies ontstaan, is nog steeds niet duidelijk. Volgende Amerikaanse sterrenkundige J. Craig Wheeler zouden nietige rode dwergsterren wel eens tot de aanstichters kunnen behoren.Voor supernovae van type Ia bestaan verschillende modellen.
Steevast is de hoofdrol weggelegd voor een witte dwergster – het compacte restant van een lichte of middelzware ster die zijn buitenste lagen heeft afgestoten. Zo'n witte dwerg is stabiel zolang hij maar niet zwaarder wordt dan 1,4 zonsmassa. In gevallen waarbij een witte dwerg deel uitmaakt van een dubbelstersysteem is dat laatste niet gegarandeerd. Een van de bestaande modellen voor supernovae van type Ia gaat uit van een situatie waarbij de witte dwerg zoveel materie aantrekt van een begeleidende ster dat hij zijn kritische massa overschrijdt en explodeert. Een andere mogelijkheid is dat de dubbelster uit twee witte dwergen bestaat, die naar elkaar toe spiralen en uiteindelijk samensmelten.
The remnant of Tycho's Supernova was also searched for a left-behind partner star without success.
Deze modellen kunnen echter niet alle aspecten van dit soort supernova-explosies verklaren. Als beide scenario's zich daadwerkelijk in het heelal afspelen, zou er na de ontploffing van de witte dwerg in een aantal gevallen nog een restant van de begeleidende ster terug te vinden moeten zijn. Dat is tot nu toe echter niet gelukt.Volgens Wheeler zou de sleutel tot de oplossing van dit vraagstuk wel eens kunnen liggen bij het meest voorkomende soort sterren in het heelal: de rode dwergen. Het ligt voor de hand dat er veel dubbelsterren zijn die uit een witte en een rode dwerg bestaan. Veel materie bevatten rode dwergen niet, maar er hoeft vaak ook niet zo veel materie te worden overgedragen om een witte dwerg zijn kritische massa te laten bereiken.Wheelers model kan het ontbreken van een stellair restant op de plek van een supernova-explosie gemakkelijk verklaren. Rode dwergen geven namelijk zo weinig licht, dat ze van grote afstand niet waarneembaar zijn – zeker niet als ze ook nog een flink deel van hun massa aan een naburige witte dwerg hebben overgedragen.
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 3 mei 2017, 11:37 uur, door Joyce.s
Terwijl wetenschappers op zoek waren naar donkere materie in de omgeving van de Melkweg, kwamen ze per ongeluk een diefstal van astronomische proporties op het spoor. Het blijkt dat de Grote Magelhaense wolk sterren heeft gestolen van zijn buur: de Kleine Magelhaense wolk. De diefstal zou een paar honderd miljoen jaar geleden hebben plaatsgevonden, toen de Grote en Kleine Magelhaense wolken (twee dwergsterrenstelsels in de buurt van de Melkweg) met elkaar botsten. In feite kunnen botsende sterrenstelsels dwars door elkaar heen vliegen, maar nu blijkt dat de Grote Magelhaense wolk met zijn zwaartekracht een onbekend aantal sterren uit de Kleine Magelhaense wolk heeft weten los te peuteren en mee te nemen. Eigenlijk wilden de wetenschappers van het Harvard Smithsonian Center for Astrophysics iets heel anders ontdekken. Ze waren op zoek naar verzamelingen donkere materie in de Grote Magelhaense wolk. Daarvoor probeerden ze gebruik te maken van een effect dat gravitationele lenswerking heet. Hierbij wordt licht van veel verder gelegen sterrenstelsels afgebogen door de zwaartekracht van objecten in de voorgrond. De onderzoekers konden de waargenomen afbuiging van het licht echter niet verklaren met de aanwezigheid van donkere materie, maar juist met een verzameling sterren die zich achter de Magelhaense wolk zou bevinden. Toen de sterrenkundigen al hun gegevens in een computermodel stopten bleek dat deze groep sterren vrijwel zeker afkomstig is van een vroegere botsing met de Kleine Magelhaense wolk.
Bron: Astronieuws
Astronomen hebben de eerste resultaten bekendgemaakt van de Calar Alto Legacy Integral Field Area-survey (CALIFA). Het gegevensbestand geeft ongekend gedetailleerde informatie over honderd relatief nabije sterrenstelsels. Behalve beeldinformatie wordt aan de hand van spectrale informatie een analyse gegeven van de chemische samenstelling van de stelsels en van de snelheden waarmee sterren en gaswolken binnen deze stelsels bewegen.Voor de CALIFA-survey zijn bijna duizend sterrenstelsels op afstanden van 70 tot 400 miljoen lichtjaar geselecteerd. De stelsels worden onderzocht met de 3,5-meter telescoop op de Calar Alto in het zuiden van Spanje. De verzamelde gegevens moeten onder meer inzicht geven in de hoeveelheid donkere materie die de stelsels bevatten. (EE)
Bron: Astronieuws
Comet 168P-Hergenrother was imaged by the NOAO/Gemini telescope on Nov. 2, 2011 at about 6 a.m. UTC. Image credit: NASA/JPL-Caltech/NOAO/Gemini
Komeet Hergenrother, die momenteel het binnenste deel van ons zonnestelsel doorkruist, is bezig om uit elkaar te vallen. Astronomen – beroeps en amateurs – hadden de afgelopen weken al een aantal opvallende uitbarstingen van het kleine ijsobject waargenomen. En nu is duidelijk dat de kern van de komeet in ten minste vier stukken uiteen is gevallen.Door de uitbarstingen en het uiteenvallen is de coma van de komeet – de wolk stof en waterdamp rond de kern – aanzienlijk in omvang toegenomen. Daardoor weerkaatst de coma nu ook meer zonlicht en is de helderheid van de komeet duidelijk toegenomen.Komeet Hergenrother is niet waarneembaar met het blote oog: een telescoop en een donkere hemelachtergrond zijn voorwaarden om hem te kunnen zien. De komeet bevindt zich momenteel in het sterrenbeeld Andromeda. (EE).
Bron: Astronieuws
Met de eerste snufjes atmosfeer die Marsrover Curiosity recentelijk op de rode planeet analyseerde lijkt een proces te zijn gevonden dat verantwoordelijk is voor de enorme klimaatveranderingen op Mars. Het lijkt erop dat de planeet de bovenste lagen van zijn atmosfeer geleidelijk heeft verloren. De analyse werd gedaan met Sample Analysis at Mars, een apparaat dat onder andere kan bepalen in welke verhouding verschillende koolstofisotopen voorkomen. Dat zijn varianten van koolstof die net iets lichter of zwaarder zijn. Metingen aan koolstofdioxide laten zien dat er tegenwoordig ongeveer vijf procent meer zware isotopen in de atmosfeer zitten dan de geschatte waarde van het moment dat Mars zich vormde. Dat geeft volgens de onderzoekers van het Jet Propulsion Laboratory van NASA aanleiding om te denken dat Mars langzaam maar zeker de bovenste lagen van zijn atmosfeer heeft verloren aan de ruimte, waarschijnlijk door de beperkte zwaartekracht op Mars. Zo’n proces zou vooral de lichtere isotopen treffen omdat zij bovenin de atmosfeer ophopen. De huidige Marsatmosfeer is meer dan honderd keer dunner dan de aardatmosfeer. Gedacht wordt dat deze in het verleden veel dikker is geweest, waardoor de planeet op het oppervlakte veel warmer en natter kon zijn. (Roel van der Heijden).
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 5 november 2012, 13:25 uur, door Tatanka
Lang werd vermoed dat het ontstaan van ons zonnestelsel veel langzamer ging dan andere planetenstelsels. Nieuw onderzoek naar de samenstelling van oude meteorieten laat zien dat de vorming van de planeten toch veel sneller ging en vergelijkbaar is met onze stellaire buren. De wetenschappers van de Universiteit van Kopenhagen keken naar de leeftijd van twee materialen die regelmatig worden terug gevonden in zeer oude meteorieten: zogenoemde calcium en aluminium rijke inclusies (CAI’s) en chondrules. Beide materialen vormden zich toen het zonnestelsel ‘slechts’ enkele miljoenen jaren oud was. De overheersende theorie stelde echter dat chondrules zeker twee miljoen jaar later ontstonden dan de CAI’s. Dat lijkt niet te kloppen. Door naar de verhoudingen van verschillende uranium- en lood-isotopen in CAI’s en chondrules te kijken, wisten de Denen vast te stellen dat beiden ongeveer tegelijk werden gevormd. De conclusie die daaruit wordt getrokken is dat ons zonnestelsel minder bijzonder is dan ooit werd gedacht. De waargenomen verdelingen komen overeen met wat astronomen waarnemen in andere zonnestelsels in de Melkweg, die momenteel worden gevormd. De leeftijd van het huidige zonnestelsel wordt door astronomen geschat op 4,567 miljard jaar. Aanwijzingen over de jongste jaren van het zonnestelsel zijn te vinden in meteorieten die op aarde neersloegen. De meeste van deze kosmische steenbrokken zijn sinds hun vorming onaangetast gebleven. (Roel van der Heijden).
Bron: Astronieuws
Astronomen hebben uit gegevens van de gammasatelliet Fermi afgeleid hoeveel sterlicht er is in het heelal. Dit meetresultaat geeft een indicatie van de gemiddelde sterrendichtheid (Science, 2 november). De totale hoeveelheid sterlicht in het heelal wordt door astronomen aangeduid met de term 'extragalactisch achtergrondlicht'. Voor gammastraling, de meest energierijke vorm van straling, fungeert dat achtergrondlicht als een soort mist. De astronomen hebben die mist onderzocht door heel nauwkeurig naar de gammastraling van 150 zogeheten blazars te kijken. Een blazar is een sterrenstelsel met een actief zwart gat in zijn kern dat veel gammastraling produceert.De gammastraling die we op aarde van blazars opvangen, heeft miljarden lichtjaren afgelegd. En onderweg is die straling door een steeds dichter wordende mist van zichtbaar licht en ultraviolette straling gegaan, die is geproduceerd door de sterren die in de loop van de kosmische geschiedenis zijn ontstaan.Bij botsingen tussen gammafotonen en het minder energierijke sterlicht ontstaan paren deeltjes, bestaande uit een elektron en zijn tegengesteld geladen tegenhanger, een positron. Als dat gebeurt, verdwijnt er dus een beetje gammastraling – vandaar de mist-analogie. Door de gammastraling van (relatief) nabije blazars te vergelijken met die van verre blazars, kan de dichtheid van die mist worden gemeten.Uit die meting blijkt dat er in het heelal gemiddeld 1,4 ster per 100 miljard kubieke lichtjaren is. Anders gezegd: de gemiddelde afstand tussen de sterren in het heelal is ongeveer 4150 lichtjaar. (EE).
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 5 november 2012, 13:25 uur, door Tatanka
De planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter zou wel eens redelijk uniek kunnen zijn. Dat schrijven astronomen in het Britse tijdschrift Monthly Notices. Volgens de beide wetenschappers kan dat ook betekenen dat buitenaards leven schaarser is dan gehoopt.Aan de hand van waarnemingen en modelberekeningen komen de astronomen tot de conclusie dat nog geen vier procent van alle tot nu toe ontdekte planetenstelsels een planetoïdengordel als die in ons zonnestelsel heeft, dat wil zeggen: een compacte planetoïdengordel op relatief kleine afstand tot de centrale ster. Dat betekent dat leefbare planeten in verreweg de meeste gevallen met te veel dan wel te weinig planetoïden worden bestookt.Planetoïden worden doorgaans gezien als een bedreiging voor het leven op een planeet. Maar de inslag van een planetoïde heeft ook zijn positieve kanten: er worden water en organische stoffen aangevoerd, en opkomende organismen worden gedwongen om slimmere overlevingstactieken te ontwikkelen. Een te gering aantal inslagen van planetoïden kan dus net zo ongunstig zijn voor de ontwikkeling van leven als een te groot aantal.Aangenomen wordt dat ligging en omvang van 'onze' planetoïdengordel grotendeels is bepaald door de planeet Jupiter. Deze zou met zijn grote aantrekkingskracht de vorming van een extra planeet binnen zijn omloopbaan hebben voorkomen. Volgens de astronomen kan het bij de zoektocht naar buitenaards leven dus zinvol zijn om vooral te letten op planetenstelsels met een reuzenplaneet die een vergelijkbare positie ten opzichte van zijn ster inneemt als Jupiter. (EE)\
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 5 november 2012, 13:25 uur, door Tatanka
Een team van Portugese, Britse, Japanse, Italiaanse en Nederlandse astronomen heeft ontdekt dat de huidige economische crisis in het niet valt bij de recessie die het heelal heeft getroffen. Bij een grootschalig onderzoek hebben de astronomen vastgesteld dat de productie van nieuwe sterren de laatste elf miljard jaar dramatisch is gedaald. En die daling zet door.Volgens het gangbare model voor de evolutie van het heelal ontstonden de eerste sterren ongeveer 13,4 miljard jaar geleden – ruwweg driehonderd miljoen jaar na de oerknal. Maar veel van die sterren waren vele malen groter dan de zon, en zulke kolossen zijn binnen een miljoen jaar door hun brandstof heen en exploderen dan. Kleine sterren kunnen het miljarden jaren volhouden.Veel van het stof en gas dat bij sterexplosies vrijkomt, wordt gerecycled. Het voegt zich bij al bestaande gaswolken, waaruit weer nieuwe sterren kunnen ontstaan.Met behulp van drie telescopen, waaronder de Europese Very Large Telescope, hebben de astronomen onderzocht hoeveel nieuwe sterren de gaswolken in sterrenstelsels op uiteenlopende afstanden nog produceren. Uit dat onderzoek blijkt dat de sterproductie sinds de hoogtijdagen (ongeveer elf miljard geleden) met een factor dertig is afgenomen.Volgens de astronomen wordt het huidige heelal gedomineerd door oude sterren, waarvan de helft in de periode tussen elf en negen miljard jaar geleden is geboren. De productie van de andere helft heeft al vijf keer zo veel tijd gekost. Als deze ontwikkeling doorzet, ziet de kosmische toekomst er letterlijk somber uit. Het totale aantal sterren dat ooit is gevormd, zal dan nog maar met vijf procent toenemen – zelfs als het heelal eeuwig blijft bestaan.
Bron: Astronieuws
This false-color image shows the central region of our Milky Way Galaxy as seen by Chandra. The bright, point-like source at the center of the image was produced by a huge X-ray flare that occurred in the vicinity of the supermassive black hole at the center of our galaxy.
Image: NASA/MIT/F. Baganoff et al.
Op 9 februari van dit jaar heeft het zwarte gat in het centrum van de Melkweg een uitbarsting van röntgenstraling geproduceerd die heviger was dan alle voorgaande – voor zover gemeten dan (The Astrophysical Journal, 10 november). Tijdens de uitbarsting bereikte de röntgenintensiteit een waarde die 150 keer hoger was dan normaal.Vergeleken met sommige andere superzware zwarte gaten gedraagt het exemplaar in het Melkwegcentrum, dat officieel Sagittarius A* (Sgr A*) heet, zich tamelijk rustig. Ondanks dat zijn massa vier miljoen keer zo groot is, produceert het doorgaans niet veel meer energie dan onze zon. Ruwweg één keer per dag vertoont Sgr A* echter een opleving, die een paar uur duurt. Hoe deze uitbarstingen ontstaan, staat nog niet vast. Maar in februari van dit jaar opperden astronomen de mogelijkheid dat het zwarte gat in het Melkwegcentrum is gehuld in een wolk van biljoenen kometen en planetoïden, die het aan sterren in zijn omgeving heeft ontfutseld. Planetoïden die te dicht in de buurt van het zwarte gat komen, zouden verbrijzelen en bij hun tocht door het hete gas in de omgeving van Sgr A* verdampen. Dat laatste zou dan de waargenomen 'röntgenvlammen' kunnen verklaren. De komende tijd zal blijken hoe uitzonderlijk de uitbarsting van 9 februari was. Sinds begin dit jaar is Sgr A* namelijk het onderwerp van een groot onderzoeksprogramma van de Amerikaanse röntgensatelliet Chandra.
Bron: Astronieuws | Gewijzigd: 7 november 2012, 11:09 uur, door Sanwa
Astronomen hebben in het centrum van een opvallende planetaire nevel een bijzondere dubbelster ontdekt. De ontdekking bevestigt een veelbesproken theorie over het symmetrische karakter van het materiaal dat de centrale ster de ruimte in slingert (Science, 9 november 2012).Een planetaire nevel is een gloeiende schil van gas rond een witte dwerg – een zonachtige ster die een groot deel van zijn materie de ruimte in heeft geblazen en zijn laatste levensfase heeft bereikt. Fleming 1 is een prachtig voorbeeld van zo’n nevel: hij heeft opvallend symmetrische jets die een kronkelpatroon vertonen.Astronomen discussiëren al lang over het ontstaan van die symmetrische jets, maar konden het maar niet eens worden. Nieuwe waarnemingen van Fleming 1, verkregen met de Europese Very Large Telescope (VLT) in Chili, gecombineerd met bestaande computermodellen hebben nu voor het eerst precies laten zien hoe de soms bizarre vormen van planetaire nevels tot stand komen.Gebleken is dat in het centrum van Fleming 1 niet één, maar twee witte dwergen staan, die in ruim een dag om elkaar heen cirkelen. Hoewel er meer planetaire nevels bekend zijn die een dubbelster in hun hart hebben, zijn gevallen waarbij twee witte dwergen om elkaar heen draaien zeer zeldzaam.Het tweetal sterren speelt een cruciale rol bij de verklaring van de waargenomen vorm van de planetaire nevel. Terwijl de oorspronkelijke sterren ouder werden en opzwollen, gedroeg één van hen zich bij tijd en wijle als een stellaire vampier die zijn metgezel uitzoog. Hierdoor stroomde er materiaal naar de ‘vampier’, waardoor zich rond deze een zogeheten accretieschijf vormde. Door de interactie van de om elkaar heen draaiende sterren gedroeg deze schijf zich als een wiebelende tol – een beweging die precessie wordt genoemd. Deze beweging heeft tot gevolg dat het materiaal dat in de vorm van 'jets' loodrecht op de accretieschijf wordt uitgestoten niet altijd dezelfde kant op gaat.
Bron: Astronieuws
Astronomen hebben een nieuwe 'superaarde' ontdekt – een planeet die een slag groter is dan de aarde. De exoplaneet maakt deel uit van een stelsel van zes planeten die rond de nabije ster HD 40307 draaien. Volgens de ontdekkers bevindt de superaarde zich in de leefbare zone rond de ster – de gordel van gematigde temperaturen waar vloeibaar water kan bestaan en theoretisch ook leven mogelijk is.De leefbare planeet, die zeker zeven keer zo zwaar is als de aarde, is de buitenste van het zestal dat rond HD 40307 cirkelt. Zijn afstand tot de ster is vergelijkbaar met de afstand aarde-zon, maar HD 40307 is iets ouder en koeler dan onze zon. Toch denken de astronomen dat de superaarde genoeg energie van zijn ster ontvangt om een aards klimaat in stand te houden. Of de superaarde überhaupt een atmosfeer heeft moet overigens nog blijken. De ster HD 40307 staat op een afstand van 42 lichtjaar in het zuidelijke sterrenbeeld Pictor (Schilder). Dat de ster planeten heeft was al langer bekend: in 2008 werd de ontdekking van de eerste drie bekendgemaakt. Nu zijn daar dus nog eens drie bij gekomen.
Bron: Astronieuws
Door de Japanse SUBARA-telescoop te richten op een schijf van gruis en stof rond de jonge ster PDS 70, denken astronomen dat ze aanwijzingen hebben gevonden voor meerdere planeten die rondom deze ster draaien. De stofschijf heeft namelijk een anders niet te verklaren groot gat. Volgens gangbare theorieën ontstaan planetenstelsels zoals ons eigen zonnestelsel uit grote, platte stofwolken die om jonge sterren draaien. Door de zwaartekracht kunnen delen van deze stofwolk over de loop van miljoenen jaren samenklonteren tot planeten. Het was juist zo’n jonge stofschijf die astonomen van het Nationale Astronomische Observatorium van Japan en de Princeton-universiteit wilden waarnemen. Bij de 10 miljoen jaar jonge ster PDS 70 – een zonachtige ster op een afstand van ongeveer 460 lichtjaar – zagen ze tot hun verrassing een stofschijf met een enorm gat. Volgens de astronomen is dit enkel te verklaren als er op die plek al meerdere planeten zijn samengeklonterd uit de schijf. Zij zouden het aanwezige stof en gruis met hun zwaartekracht netjes hebben opgeveegd. Geen enkele planeet, hoe zwaar ook, zou in haar eentje in staat zijn zo veel materie naar zich toe te trekken. Momenteel proberen de astronomen met nieuwe waarnemingen meer details van de schijf waar te nemen. Een hele klus, want sterren overschijnen de objecten in hun directe omging doorgaans compleet. Om dit probleem te overkomen werd HiCIAO ontwikkeld, een apparaat dat sinds 2009 op de SUBARU-telescoop is gemonteerd en foto’s met een extra hoog contrast kan schieten van protoplanetaire schijven.
Bron: Astronieuws
De ster 49 Ceti in het sterrenbeeld Walvis wordt al miljoenen jaren met kometen bestookt. Tot die conclusie komen astronomen na onderzoek van een vreemde eigenschap van de ster.De afgelopen tientallen jaren hebben astronomen honderden sterren ontdekt die omringd zijn door een schijf van stof. Maar slechts twee daarvan, waaronder 49 Ceti, zijn ook omgeven door grote hoeveelheden gas – koolmonoxide om precies te zijn.De aanwezigheid van zowel stof als gas rond een ster wordt doorgaans gezien als een teken van jeugd. Alle sterren zijn de eerste miljoenen jaar van hun bestaan omringd door stof en gas. Maar normaal gesproken wordt dat gas binnen tien miljoen jaar verdreven. Behalve bij 49 Ceti dan, een ster die ongeveer 40 miljoen jaar oud lijkt (wat vergeleken met onze zon overigens nog heel jong is). Volgens Amerikaanse astronomen wordt het koolmonoxidegas rond 49 Ceti aangevoerd door grote aantallen kometen. Deze zouden afkomstig zijn van een gordel van ijsachtige objecten, vergelijkbaar met de Kuipergordel buiten de baan van de planeet Neptunus, die onze zon omringt.De verwachting is dat de Kuipergordel van een jonge ster veel meer materiaal bevat dan die in ons zonnestelsel, en dat zo'n ster heel vaak door kometen wordt getroffen. Maar in het geval van 49 Ceti zou je beter van een 'kometenregen' kunnen spreken. Want berekeningen laten zien dat de hoeveelheid gas rond de ster alleen verklaarbaar is als deze elke zes seconden door een komeet wordt getroffen.
Bron: Astronieuws
CFHT/Coelum (J.-C. Cuillandre & G. Anselmi).
Aan de hand van opnamen van de Canada-France-Hawaii Telescope (CFHT) op Hawaï en enkele ruimtelescopen hebben astronomen vastgesteld dat de sterrenhoop NGC 1980 duidelijk losstaat van het naburige stervormingsgebied van de Orionnevel. Ook is in de omgeving van NGC 1980 nog een kleinere sterrenhoop ontdekt, die grotendeels achter stofwolken schuilgaat.De Orionnevel is een van de spectaculairste gasnevels aan onze hemel. Zijn bestaan is al bekend sinds 1610, maar dat het een gebied is waar nieuwe sterren worden geboren, werd pas halverwege de vorige eeuw duidelijk. In de Orionnevel zijn talrijke jonge sterren en sterren-in-wording ontdekt.Ondanks al het onderzoek van de afgelopen decennia, blijkt de Orionnevel nog steeds voor verrassingen te kunnen zorgen. Uit onderzoek met de CFHT-telescoop blijkt dat de sterren in de Orionnevel niet één grote sterrenhoop vormen: het is een mengsel van verschillende sterrenhopen die op verschillende momenten zijn ontstaan.Het onderzoek laat zien dat NGC 1980, een verzameling zware sterren onde ster Iota Orionis, aan de rand van de Orionnevel, wat ouder is dan de Trapezium-sterrenhoop in het hart van de nevel. Bovendien staan de sterren van NGC 1980 wat dichterbij. Uit gegevens van de Europese röntgensatelliet XMM-Newton blijkt dat zich vlakbij NGC 1980 nóg een groepje sterren bevindt, dat achter een dichte stofwolk schuilgaat. Anders dan zichtbaar licht gaat de röntgenstraling van deze jonge sterren wel door het stof heen. Verdere waarnemingen zullen moeten uitwijzen welke sterren in het gebied bij de Orionnevel horen en welke bij NGC 1980. (EE).
Bron: Astronieuws
Artist's concept of Kepler in the distant solar system. Image credit: NASA/JPL-Caltech
NASA-satelliet Kepler, die naar planeten bij andere sterren zoekt, heeft zijn drieënhalf jaar durende missie volbracht. Zijn eerste missie dan. Want de zoektocht is met nog eens maximaal vier jaar verlengd.De afgelopen jaren zijn met Kepler meer dan 2300 planeetkandidaten opgespoord. Tot nu toe zijn meer dan honderd van die ontdekkingen bevestigd. De resultaten bevestigen het idee dat ons Melkwegstelsel wemelt van de planeten: rond zeker één op de drie sterren cirkelt minstens één planeet.De verlenging van het Kepler-onderzoek heeft vooral tot doel om de ongeveer honderd detecties van planeetkandidaten ter grootte van de aarde te kunnen bevestigen. Ook hopen de onderzoekers meer planeten te ontdekken die zich in de 'leefbare zone' van hun ster bevinden – de gordel rond de ster waar gematigde temperaturen heersen en vloeibaar water op het planeetoppervlak kan bestaan.Kepler spoort planeetkandidaten op door de helderheden van meer dan 150.000 sterren in de gaten houden. Steeds als er een planeet voor een ster langs beweegt, wordt een beetje sterlicht tegengehouden. Uit de regelmaat waarmee dat gebeurt, kan de afstand van de planeet tot zijn ster worden afgeleid. En de mate van helderheidsafname geeft een indicatie van de grootte van de planeet. (EE).
Bron: Astronieuws