Een deken van spinnewebben op een rustige herfstdag (foto: Jannes Wiersema)
Oktober is een overgangsmaand bij uitstek waarin het nog zomers kan zijn maar waarin het ook al flink kan vriezen met een kleine kans op de eerste sneeuw. Het einde van de maand is gemiddeld zo'n vier graden kouder dan het begin. Het langjarig gemiddelde over de hele maand bedraagt in ons land 10,8 graden (gemiddeld over het tijdvak 1981-2010), maar het kan variëren van 6 tot 14 graden. September is bijna 4 graden warmer en de temperatuurdaling zet gestaag door. November is ruim 4 graden kouder dan oktober. De uitersten liggen ver uiteen: van 30,1 graden op 10 oktober 1921 in Sittard tot -8,5 graden op 28 oktober 1931 in Winterswijk en 24 oktober 2003 in Twenthe.
De kuststrook profiteert als erfenis van de zomer nog van het relatief warme zeewater en is in oktober doorgaans twee tot drie graden warmer dan het binnenland. Dat verschil is vooral merkbaar aan de afkoeling s' nachts. In het binnenland zijn een of twee vorstdagen normaal, maar aan de kust komt het dan nog zelden tot vorst. Behalve op windbeschutte plaatsen in de duinen waar het lokaal flink kan afkoelen. Overdag kan het hier in de zon nog heel warm zijn en zo kan het bijvoorbeeld op de Wadden ook in winderige en buiige dagen deze tijd soms nog heel aangenaam zijn. Mist komt aan zee veel minder vaak voor dan in het binnenland. Vlissingen telt in oktober maar drie mistdagen tegen vijf in Maastricht, zeve mistdagen in De Bilt en negen mistdagen in Eelde.
Gemiddeld over het land wordt het in oktober nog op 14 dagen warmer dan 15 graden en op twee dagen warmer dan 20 graden. Afgezien van het rustige herfstweer is de wind doorgaans sterker (op drie dagen windkracht 6 of meer). De eerste stormdepressies verschijnen in het Noordzeegebied. Een zware storm met een uurgemiddelde wind van kracht 10 of meer is in oktober in de laatste honderd jaar aan de kust zes keer voorgekomen.
Door de warme zee is de kust in deze tijd ook de natste regio. De Zeeuwse kust krijgt zo'n 80 mm, de kust van Noord-Holland 100 tot 115 mm. Landinwaarts zijn de hoeveelheden minder met het midden van Limburg als droogste gebied waar zo'n 60 mm normaal is. Gemiddeld regent het in oktober bijna 60 uur en de komende maanden neemt de neerslagduur verder toe tot 73 uur in november en 75 uur in december. De zon schijnt gemiddeld 112 uren, bijna 30 uren minder dan in september.
De achtste maand van het Romeinse jaar is genoemd naar octo (acht). Na de kalenderhervorming door Paus Gregorius werd het na 4 oktober ineens 15 oktober om het verschil tussen het zonnejaar en de Juliaanse tijdrekening te corrigeren. De Romeinen droegen oktober op aan de god van de wijn Bacchus, vandaar de bijnaam wijnmaand. Daarnaast is oktober de rusel- of rozelmaand vanwege het slachten van varkens door de boeren. Reuzel betekent varkensvet en in het Limburgs is ruzele hetzelfde als het Nederlandse ruien. Nog oudere benamingen die goed aansluiten bij de weersomstandigheden zijn hersel- of aarselmaand: oktober aarzelt tussen herfst en winter.
Bron: KNMI