De luchttemperatuur is de maat voor de warmte van de lucht. De in Europa meest gebruikte meeteenheid, graden Celsius, heeft betrekking op de fysische eigenschap dat water bij 0°C van vloeibare naar vaste en bij 100°C van vloeibare naar dampvormige toestand overgaat.
Het meest verspreide weerinstrument is de kwikthermometer, met een graadindeling van min tot plus. Er bestaan ook thermometers welke gevuld zijn met gekleurde alcohol. Tegenwoordig zijn er ook digitale thermometers in de handel.
Een thermometer bestaat uit een dunne glazen buis, van boven gesloten en aan de onderzijde voorzien van een hol bolletje. Het bolletje en een deel van het buisje zijn met kwik of gekleurde alcohol gevuld. Met een stijging van de temperatuur zet de vloeistof zich gelijkmatig uit. Steken we de thermometer in een mengsel van water en smeltend ijs of in pas gevallen sneeuw dan daalt de vloeistof in de buis tot een punt, dat we op een aangebrachte meetstrook aanduiden met 0°C (Vriespunt van water). Dompelen we het nu in kokend water, dan stijgt het niveau in de buis tot een punt, dat we op de meetstrook met 100°C aantekenen (kookpunt van water). De ruimte tussen de twee meetpunten wordt in 100 gelijke delen verdeeld: de graden.
Een correct aangebrachte thermometer geeft de juiste temperatuur aan. Hiermee wordt bedoeld dat de thermometer niet in de zon geplaatst moet zijn en anderhalve meter boven het maaiveld opgesteld moet zijn.
De thermometer kan ingedeeld zijn in graden Celsius of graden Fahrenheit. Een thermometer met een aanduiding in Fahrenheit wordt veelvuldig gebruikt in Angelsaksische landen. Het stolpunt van water ligt bij de indeling van Fahrenheit bij +32°F, het kookpunt bij +212°F. De afstand tussen beide fasen is bijgevolg niet in 100, zoals bij Celsius, maar in 180 graden verdeeld.
Thermometer
De luchttemperatuur wordt precies op 1,50 meter boven het aardoppervlak gemeten in een zogenaamde thermometerhut. Dit was vroeger 2,20 meter.
De temperatuur van grote wateroppervlakken kan grote invloed hebben op de temperatuur van het omliggende landschap.
Temperatuurrecords (wereld) zijn:
Koudste plaats: Basis Vostok op Antarctica. Op 21 juli 1983 werd hier een temperatuur van –89,2°C gemeten.
Warmste plaats Al Azizayah in Libie. Op 13 september 1922 steeg de temperatuur tot 57,8ºC.
Grootste verschillen in temperatuur op een plaats
Verchoyansk in Siberië. De laagste temperatuur is –68ºC, de hoogste temperatuur is 37ºC.
Temperatuur records (Nederland) zijn:
Koudste plaats in Nederland: De laagste temperatuur in Nederland ooit gemeten, is –27,4°C in de vroege ochtend van 27 januari te Winterswijk in 1942.
Warmste plaats in Nederland: De hoogste middagtemperatuur in Nederland ooit gemeten, is 38,6ºC op 23 augustus 1944 te Warnsveld.
Gevoelstemperatuur (Windchill)
Voor het gevoel van een bepaalde temperatuur is de windkracht van belang. Als het hard waait, is de kou veel doordringender. Daarom spreken we als het koud is in combinatie met een harde wind in het weerbericht van de gevoelstemperatuur. De gevoelstemperatuur bepaalt bijvoorbeeld hoe snel ledematen bevriezen tijdens barre kou. evoelstemperatuur is de temperatuur die blote onbeschermde huid ervaart uitgaande van een combinatie van temperatuur en windsterkte. Je zou het kunnen opvatten als het doordringend vermogen van kou door invloed van de wind. Naar aanleiding van een Amerikaans onderzoek is bij een heel scala aan temperaturen en windsnelheden de gevoelstemperatuur proefondervindelijk vastgesteld.
Een aantal voorbeelden:
0 °C bij windkracht 3 voelt aan als -8°C
0 °C bij windkracht 6 voelt aan als -17°C
-10°C bij windkracht 2 voelt aan als -12°C
-10°C bij windkracht 4 voelt aan als -25°C
Bron: de weerclub | Gewijzigd: 26 september 2012, 21:31 uur, door Marga