De oppervlakte zee-ijs in het Noordpoolgebied is gemiddeld over de maand april opvallend groot geweest. De omvang van het pakijs bedroeg 14.73 miljoen km². Over een periode van 34 jaar, het tijdperk dat men met satellieten in staat is om de ontwikkeling van de ijsgang te monitoren, was dit de op één na grootste hoeveelheid van de 21ste eeuw. In 2001 was de oppervlakte zee-ijs in april voor het laatst groter. De afwijking ten opzichte van normaal bedroeg de afgelopen maand ‘slechts’ -270.000 km².
Meer ijs dan normaal bevond zich in de Bering Straat, Baffin-Baai (tussen Groenland en Canada) en in de Zee van Ochotsk (Oost-Siberië). Net als de laatste jaren lag er minder zee-ijs dan normaal in de Barentsz Zee. Hoeveel van het relatief dunne éénjarige zee-ijs het zomersmeltseizoen zal overleven valt nu nog niet te zeggen.
Er is een kleine kans dat de atmosfeer aan het einde van de nieuwe week (11-12 mei) een sterke verwarming ondergaat. Enkele oplossingen, gelieerd aan het ECMWF (waaronder ook de oplossing met de hoogste resolutie: de ‘oper’), gaan uit van een sterke hoogterug boven West-Europa. In het grondpatroon vestigt zich een hogedrukgebied boven Midden-Europa. Deze atmosferische constructie zou tot middagtemperaturen boven 20 graden kunnen leiden. Mocht de temperatuurstijging doorgaan dan lijkt het geen aanzet te zijn tot een langere periode van warm weer. In de loop van het ‘IJsheiligenweekeinde’ stijgt de luchtdruk op de Atlantische Oceaan waardoor het mogelijk rond 14 mei alweer afkoelt.
Bron: Jan Visser