Een sterk vereenvoudigde grafische weergave van het microlaag, zoals dat in het kader van het MC-14 project voor morgen rond het middaguur bij Scheveningen is berekend.
Groot was de vreugde vanochtend in de weerkamer van Meteo Consult toen het MC-14 project, waaraan al jarenlang in het diepste geheim wordt gewerkt, eindelijk zijn eerste resultaat opleverde: het kleinste lagedrukgebiedje ooit op een weerkaart ingetekend. En als het allemaal een beetje meezit en de verwachting netjes uitkomt, is het morgen nog te zien ook! Rond het middaguur zal het zijn en dan voor de kust van Scheveningen.
Deze kanaalrat veroorzaakte op 12 mei 1983 een zeer zware storm langs de Nederlandse kust. Merk op hoe klein de storing is tegen de achtergrond van de overige isobaren.
MC-14 is een groot project dat als doel heeft modellen, die rekenen aan het weer, fijnmaziger te maken. Een globaal model als het Europese (gedraaid door het ECWMF) werkt nu met een roosterpuntsafstand van 22 kilometer, het HIRLAM-model met een minimale roosterpuntsafstand van 11 kilometer en het MM5-model, het fijnmazigste model van dit moment met een roosterpuntsafstand van 1 kilometer.
In het MC-14 project wordt uitgegaan van een roosterpuntsafstand van 14 meter. Het gebied, waarvoor weerberekeningen worden gemaakt, wordt in een rooster van punten opgedeeld, die steeds 14 meter uit elkaar liggen. Voor ieder punt worden vervolgens berekeningen gedaan, zowel in de verticaal als in de horizontaal. Voordeel van deze aanpak is dat zelfs de kleinste bewegingen in de atmosfeer in kaart kunnen worden gebracht. Omdat de afstand tussen de punten nu zo klein is geworden, kan eigenlijk geen enkele beweging meer aan het oog van de computer ontsnappen.
Jaren geleden, toen de kracht van computers veel minder was dan nu, moesten de roosterpunten veel verder uit elkaar worden gelegd om grootschalige berekeningen mogelijk te maken. Het gebeurde dan wel eens dat kleine storingen door de mazen van het net glipten en buiten het oog van de berekeningen bleven. Een bekend voorbeeld hiervan was de Hemelvaartsstorm van 12 mei 1983. Een minuscuul kleine storing, ontsnapt aan het oog van de modellen en dus aan dat van de meteorologen, trok via het Kanaal naar onze omgeving. Vervolgens bewoog het langs de Nederlandse westkust naar het noordoosten waarbij de windkracht enkele uren sterk toenam. In het zuidwestelijke kustgebied werd enige tijd voor een windkracht 12 gewaarschuwd, de rest van de kustgebieden kregen waarschuwingen voor windkracht 10 tot 11. Op veel plaatsen waaiden bomen om. Op het IJsselmeer kwamen vele watersporters in moeilijkheden. Omdat de storm toentertijd niet aan was zien komen, kwam het heftige weer voor heel Nederland als een grote verrassing.
De kanaalrat van 1983 was typisch zo'n storing die door de mazen van het toen geldende net van de computermodellen door kon glippen
Op de weerkaarten van die dag, naast dit verhaal te zien, blijkt duidelijk hoe klein de storing was die het slechte weer van dat moment veroorzaakte. Zo klein dat het uiteindelijk tussen de mazen van het toenmalige roosterpuntennet wist door te glippen. Een interessante vraag zou zijn of we de storing van toen met de modellen van nu wel op tijd gezien zouden hebben. Wellicht is het leuk om die situatie ooit nog eens na te spelen.
De kanaalrat van 28 mei 2000 was de laatste storing die min of meer onverwacht storm veroorzaakte langs de Nederlandse kust.
Deze kaart laat de waarnemingen zien tijdens het hoogtepunt van de storm van 28 mei 2000. Aan de westkust stond toen een windkracht 10, in het zuidoosten nog steeds een windkracht 7.
Andere voorbeelden van kleine storingen, niet door de computermodellen voorzien maar wel maatschappijontwrichtend in hun uitwerking, deden zich voor op 2 januari 1979 en 28 mei 2000. In 1979 was het een zeer actief ‘polar low’ dat vanaf de Noordzee Noord-Holland binnentrok en vandaar over Zuid-Holland verder naar het zuidzuidoosten ging. In zijn pad veroorzaakte het niet alleen extreem weer met veel wind en soms uitzonderlijk zware sneeuwval met onweer, vaak bij temperaturen diep onder nul, ook waren de verschillen van regio tot regio soms extreem groot. Sneeuwde het op de ene plaats bij veel wind en temperaturen tot 10 graden onder nul, andere regio’s in bij voorbeeld het zuidwesten van het land zagen bij temperaturen boven nul regen- en hagelbuien het land optrekken, dit gecombineerd met een noordwesterstorm en stromende goten.
De laatste keer dat een storing met zwaar stormweer pas op het allerlaatste moment door de computermodellen werd opgepikt, was op 28 maart 2000. Ook toen ging het om een Kanaalrat, op 27 mei al volledig in ontwikkeling, maar nog steeds buiten het oog van de computermodellen. Pas 12 uur voor het moment dat de storm toesloeg, namelijk in de avondruns van 27 mei, werd duidelijk hoe zwaar het weer de dag erop zou gaan uitpakken. Het werd de zwaarste storm uit de geschiedenis, zo laat in het seizoen. Met de bomen al volop in blad en aan zee een zware zuidwesterstorm (kracht 10) was de schade in de natuur groot. Gelukkig kon nu wel op tijd worden gewaarschuwd zodat op het water erger grotendeels kon worden voorkomen. Sindsdien is het niet meer tot grote missers gekomen.
Scheveningen heeft wel vaker bijzonder weer. Deze windhoos was er de afgelopen augustusmaand te zien.
Waarom dan toch nog fijnmazigere modellen? Simpel, om in de toekomst uitspraken te kunnen doen over bij voorbeeld de vraag waar buien precies gaan ontstaan. Nu nog beperken meteorologen zich veelal tot de voor gebruikers van weerberichten vaak vage uitspraken dat er ‘later op de dag hier en daar een bui kan vallen’. In de toekomst hopen we, met behulp van de nieuwe technologie precieze uitspraken te kunnen gaan doen over de plaats waar de buien echt komen. Dat het dus niet meer ‘hier’, maar waarschijnlijk ‘daar’ zal zijn.
Het eerste resultaat van de nieuwe aanpak is er nu, namelijk het microlaag waarvan wordt verwacht dat het morgen (zondag) rond het middaguur voor de Scheveningse pier zal opdoemen. Als de verwachting tenminste uitkomt. Naast dit verhaal staat een sterk vereenvoudigde grafische weergave van het verwachte systeem. We zijn benieuwd hoe het er in het echt zal uitzien! Waarschijnlijk wordt het een wervel, met een diameter van 140 meter, met daaraan twee wolkenspiralen, de fronten.
Bron: Meteo Consult.