De meeste barometers, instrumenten waarmee de luchtdruk wordt gemeten, hebben aanduidingen als mooi, bestendig, veranderlijk, regen en storm. Het weer kan echter heel anders zijn dan de barometer aanwijst. Die vermeldingen dateren uit vorige eeuwen, toen er nog weinig bekend was over het verband tussen het weer en de luchtdruk. Een hoge druk van 1030 of 1040 hectoPascal (hPa) betekent niet altijd zonnig weer. Het kan dan ook mistig zijn of regenen. Meestal blijft de neerslag bij een hoge luchtdruk beperkt tot hooguit enkele millimeters, maar er zijn situaties voorgekomen dat er bij een luchtdruk van 1030 hPa uit een bui 10 tot 15 millimeter viel.
Veel barometers hebben aanduidingen als mooi, bestendig, veranderlijk, regen en storm, die eeuwen geleden al zijn bedacht
Omgekeerd kan het in een lagedrukgebied zonnig, droog en rustig zijn. Het hangt er vooral vanaf waar het centrum van het drukgebied ten opzichte van het land ligt. Afhankelijk daarvan kan ons land zich bevinden in vochtige lucht met bewolking of mist of in droge lucht met volop zon. De kracht van de wind wordt bepaald door de verschillen in druk. Als die verschillen over een grote afstand klein zijn waait het weinig en maakt het niet uit of de luchtdruk hoog of laag is. Toch is de kans op neerslag bij een lage luchtdruk in het algemeen groter is dan bij hoge druk. Uit vergelijkingen van dagelijkse aflezingen van de barometer en het weer blijkt de kans op neerslag bij een lage luchtdruk van 990 hPa 80 procent te zijn. Dat betekent dat er in acht van de tien gevallen regen of sneeuw valt. Bij 1000 hPa is de neerslagkans 70 procent, bij 1010 hPa 40 procent bij 1020 hPa 20 procent en bij een hoge druk van 1030 hPa slechts 10 procent.
Snelle veranderingen van druk gaan meestal vergezeld van veel wind of zijn de voorbode van een storm. Als de stand van de barometer snel oploopt of daalt betekent dat meestal dat het weer gaat veranderen. Uit onderzoek naar het verband tussen de barometerstand en het weer blijkt dat in 80 procent van de gevallen een stijgende luchtdruk leidt tot een weersverbetering en een dalende luchtdruk tot slechter weer. In de weerrapporten is de luchtdruk herleid naar zeeniveau de belangrijkste weerstations in ons land. De barometer kan het best worden ingesteld op de luchtdruk van het weerstation dat het dichtst in de buurt ligt. Kwikbarometers, zoals de contrabarometer van Huygens zijn niet af te regelen. De stand die dit type barometers aangeeft is vooral afhankelijk van de hoogte van de woonplaats en zal iets afwijken van de luchtdruk in de weerrapporten.
De luchtdrukafname met de hoogte is gemiddeld 1 hPa per 8 meter. Op 40 meter hoogte wijst de Huygens-barometer dus 5 hPa lager dan op zeeniveau.
Bron KNMI