Drie eeuwen geleden bij de eerste weermetingen noteerden de weerkundigen ook de weersgesteldheid. Dagelijks vermeldden ze hoeveel wolken er waren en of het regende of onweerde. Beschrijvingen van het weer werden zo’n 2000 jaar vóór de jaartelling al door de Babyloniërs gemaakt. De eerste meetreeksen dateren uit de 16e eeuw, zoals de metingen van pastoor David Fabricius tussen 1586 en 1613 in Oost-Friesland. Het journaal van wis- en sterrenkundige Isaac Beeckman (1588-1637) uit Zierikzee is één van de oudste weerdagboeken uit ons land. Tussen 1612 en 1615 noteerde hij naast het weer van elke dag ook de windrichting en of het voor zijn gevoel warm of koud was. In de archieven zijn ook waarnemingsreeksen te vinden van Claes Ariszoon Caescooper uit Koog aan de Zaan, die in de jaren 1669-1729 het weer beschreef. Later zijn deze meetreeksen in de Zaanstreek voortgezet door verschillende leden van de familie Honig.
De meest uitvoerige en langste reeks is die van Zwanenburg waar tussen 1735 en 1861 het weer werd bijgehouden. De meetreeks, die gekoppeld is aan de latere metingen in De Bilt, is van groot belang voor klimaatonderzoek. De waarnemingen zijn door professionele wateropzieners steeds op dezelfde plaats verricht. Bovendien hebben zij begrippen geïntroduceerd die vergelijkbaar zijn met omschrijvingen die tegenwoordig gebruikt worden. Als er geen wolken te zien waren noteerden ze helder en bij geheel betrokken was de lucht volledig bedekt.
De maand mei moet volgens de vele dagboeken altijd zonnig zijn geweest. Exacte metingen, die dat kunnen bevestigen dateren uit de 19e eeuw, toen de zonneschijnmeter werd uitgevonden. Metingen van de temperatuur zijn al begonnen in 1705. Uit drie eeuwen blijkt hoe contrastrijk het weer kan zijn. De uitersten variëren van -5,4 graden op 9 mei 1944 in Castricum tot +35,6 graden op 25 mei 1922 in Gemert en Sittard.
Binnen een paar dagen tijd kan het 10 tot 20 graden kouder of warmer worden, maar ook gemiddeld kent mei van jaar tot jaar grote verschillen. De koudste mei dateert uit 1740 met gemiddeld 7,5 graden tegen 13,1 graden als huidige norm (tijdvak 1981-2010). In de ijskoude winter van 1740 volgde het koudste voorjaar met begin mei nog volop sneeuw. De warmste mei ooit was die van 1889 met gemiddeld 16,0 graden. In de laatste honderd jaar was mei 2008 de warmste met 15,7 graden, gevolgd door mei 1992 met 15,6 graden en in het zuiden 15 zomerse dagen.
Bron KNMI