Het waaide het voorbije weekeinde uitermate stevig. Op zaterdag stond er overal een stevige wind, maar waaide je aan de noordkust het meest uit je vel, met daar 7 Beaufort. Zondag daarentegen was het juist boven land uitermate onstuimig, aan zee rustiger. En dat terwijl de windkracht op basis van de isobaren juist overal minder stevig had moeten zijn. Er speelt dus ook nog wat anders mee; de luchtopbouw en de mate van onstabiliteit.
Zowel zaterdag als zondag bevond zich een hogedrukgebied ver ten noorden van ons, tegen de Noord-Noorse kust, en waren er enkele lagedrukgebieden aanwezig boven het zuiden van Europa. Tussen die twee hoofdsystemen in, waaide er bij ons een forse oostelijke tot oostnoordoostelijke wind. De eerste twee weerkaarten naast dit verhaal tonen de isobaren aan boven de Benelux en omgeving, van respectievelijk zaterdag 30 april en zondag 1 mei. Isobaren zijn lijnen van gelijke druk en geven tevens een indruk van de windsterkte. Immers, luchtdrukverschillen leiden tot stroming van lucht, van hoge druk naar lage druk. Hoe groter het luchtdrukverschil (oftewel; des te steiler de hellingshoek) des te hoger de windsterkte. Daarbij is het zo dat draaiing van de aarde en wrijving ervoor zorgen dat de wind niet direct van hoge naar lage druk glijdt, maar min of meer evenwijdig aan de isobaren beweegt.
De isobaren van zaterdag 30 april. De lijn van 1020 hPa ligt west-oost georiënteerd iets ten noorden van ons land, de 1010 hPa-lijn loopt via Hoek van Holland naar Noord-Limburg.
De isobaren van zondag 1 mei. De 1020 hPa lijn ligt nog min of meer op dezelfde plek, maar de 1010 hPa lijn is boven België te vinden. De luchtdrukverschillen zijn dus wat afgenomen, puur volgens de isobaren zou je minder wind verwachten.
Je hoeft niet eens heel goed te kijken, om te zien dat de isobaren op zondag wat verder van elkaar af staan dan de isobaren op zaterdag. Ergo; de windsnelheid door de luchtdrukverschillen zal op zaterdag groter moeten zijn dan op zondag. Maar wat je op een isobarenkaart niet kunt zien, is de mate van onstabiliteit.
Hoe hard waaide het?
Er staan vier windkrachtkaarten naast dit verhaal. Als eerste valt de doorstaande oostelijke wind te zien op beide dagen. Wat opvalt is dat boven land de wind zowel op zaterdag als op zondag flink uithaalde, met veelal 16 tot 20 knopen, aan de noordkust is er wel een duidelijk verschil. Terwijl het op Koninginnedag daar veelal hard waaide (28-33 knopen), stond er een dag later een vrij krachtig tot krachtige oostenbries (18-27 knopen). De volgende twee windkrachtkaarten tonen de uitschieters in de wind, de windstoten of ‘gusts’. Tijdens het eerste deel van het weekeinde zijn de windvlagen aan de noordkust duidelijk steviger dan op zondag. Boven land is de wind op zowel zaterdag als zondag uitermate vlagerig. De windstoten halen landinwaarts af en toe uit naar 31 tot 33 knopen.
De doorstaande wind op het uurvak van 17.00 uur op zaterdag. Op veel plekken waaide het boven land vrij krachtig, 5 Bft, aan de noordkust stond lange tijd een harde oostelijke wind, 7 Bft.
De doorstaande wind op het uurvak van 15.00 uur op zondag. Ook toen waaide het ongeveer even stevig als de dag daarvoor. Opvallend is dat de wind aan de noordkust minder stevig is, maar de wind boven land min of meer gelijk aan de dag ervoor. Op grond van alleen de isobarenkaart zou je dat niet denken.
De windstoten op zaterdagmiddag 16.00 uur, het hoogtepunt van de wind van die dag. In het binnenland stoten veelal tussen 21 en 29 knopen, aan de noordkust tot 37 knopen.
De windstoten op zondagmiddag 14.00 uur, het hoogtepunt van de wind van die dag. In het binnenland stoten veelal tussen 21 en 30 knopen, aan de noordkust tot 29 knopen.
Waardoor waaide het zondag ook zo hard?
De forse woei van zondag werd deels veroorzaakt door een onstabielere opbouw van de lucht. Bekijk daarvoor de laatste twee figuren, zogeheten Temps. Deze grafieken laten de verticale luchtopbouw zien. De rechter rode lijn is de temperatuurlijn die met de hoogte varieert. De linker rode lijn is de dauwpuntslijn die ook per hoogte varieert.
Op zaterdag stegen de opstijgende thermiekbellen (deels verwaaid uiteraard) maar tot een kleine 1 kilometer. Dat is de groene lijn die aan de rechterzijde van de temperatuurlijn is getrokken. De menging van de lucht ging op die dag dus tot ongeveer 1 kilometer hoogte. Wind en thermiek versterken elkaar; ze zullen ‘meekoppelen’, waardoor de wind nog eens extra uit kan halen, vooral in vlagerige zin. Thermiek gaat over stijgbewegingen, maar er zijn ook altijd daalbewegingen in de buurt van thermiek te vinden (what goes up, must go down again).
De grafiek van de verticale luchtopbouw van De Bilt op zaterdag. De thermiek gaat tot 1 km hoogte, de meekoppeling met de lucht daarboven kan niet tot stand komen.
De grafiek van de verticale luchtopbouw van De Bilt op zondag. De thermiek gaat tot 2 km hoogte, de meekoppeling van de luchtbewegingen gaat tot die hoogte. Rond 1,5 km hoogte is de windsnelheid 25 knopen, dat kan dus ook meekoppelen naar grondwind.
Op zondag was de situatie iets anders. De thermiek ging toen tot ongeveer 2 kilometer hoogte. Zie daarvoor de laatste figuur, die de verticale luchtopbouw weergeeft van 1 mei. De rechter groene lijn komt veel hoger uit. De thermiek kwam dus veel hoger, de lucht tussen 1 en 2 kilometer hoogte deed dus ook mee in het windvormingsproces. Oftewel; de onstabiliteit was zondag groter dan op zaterdag. Die onstabiliteit deed de afname van de luchtdrukverschillen teniet, waardoor de wind op beide dagen min of meer even heftig uitpakte.
Dat laatste gold echter niet voor de kustgebieden. Met het koude zeewater kan in het voorjaar boven zee geen thermiek tot stand komen. Aldus mondden aan zee, vooral aan de noordkust, de verschillen in luchtdruk wel uit in een ietwat minder onstuimige zondag.
Bron: Meteo Consult. | Gewijzigd: 9 oktober 2012, 14:03 uur, door Ben47
Het was opletten geblazen (letterlijk) dat je niet te ver werd weg gezet tijdens het draaien in de thermiek. 1 van ons redde het niet, was slechts 3km benedenwinds op 1000 meter, maar een zakstraat van 3m/s dalen gecombineerd met een tegenwind van 35-40 knopen op die hoogte op dat moment, zorgde er voor dat ze het veld terug niet meer konden halen en in een weiland iets verderop de zwever aan de grond moesten zetten. Normaal gesproken is 3km van het veld op 1000 meter geen probleem en haal je met gemak het thuisveld. De luchtsnelheid van een zweefvliegtuig ligt zo rond de 90 km/uur, je kunt je voorstellen dat je dan met een tegenwind van zo'n 70-80 km/uur, dan bijna niet meer vooruit komt ten opzichte van de grond.
Het was eigenlijk best bizar dat met zo een harde wind het evengoed zo bruikbaar en stevig thermisch was, dat komt zelden voor. Meestal is met deze harde wind de thermiek te veel verwaaid om er goed op te kunnen klimmen.
Lots | Gewijzigd: 9 oktober 2012, 14:02 uur, door Ben47