Toen wateropziener Nicolaus Cruquius in 1706 als eerste begon met weermetingen waren er al gegevens over wijn en graan. In tal van wijngebieden zijn sinds de 14e eeuw aantekeningen gemaakt van de oogst. Ook gegevens over de groei van tarwe en andere granen zijn vastgelegd, maar het verband met het weer is ingewikkeld. Zowel weinig als veel neerslag kan soms nadelig zijn maar in een ander seizoen juist niet. Toch zijn dergelijke afgeleide gegevens goed te gebruiken voor reconstructies van het klimaat in een ver verleden. Zo hangen variaties in de druiventeelt samen met veranderingen in het klimaat en vallen ze samen met periodes als de Kleine IJstijd. De grote doorbraak van de aardappel in de Lage Landen vond pas plaats na het barre jaar 1740 na een serie mislukte graanoogsten en voedseltekorten.
Waarnemingen Cruquius in Rijnsburg en Delft, januari 1727 (Bron: Archief Hoogheemraadschap van Rijnland)
In combinatie met weermetingen, die sinds drie eeuwen beschikbaar zijn, is het mogelijk het klimaat van een millennium te reconstrueren al spelen vaak meer factoren een rol. Gegevens over gewassen worden gebruikt om natuurlijke variaties van het klimaat beter te leren kennen. Dat is van belang om de veranderingen van het klimaat in kaart te brengen. Meteoroloog Buys Ballot benadrukte in de 19e eeuw het belang om het weer te volgen voor de landbouw. Hij pleitte voor onderzoek naar de invloed van het klimaat op bladontwikkeling en bladval. Dankzij de waarnemingsreeksen kan worden vastgesteld dat de natuur tegenwoordig enkele weken eerder in bloei komt dan in vorige eeuwen.
De veranderingen in het voorjaar blijken ook uit drie eeuwen metingen. De laatste decennia leverden de warmste aprilmaanden op. Aan top staat april 2007 met 13,1 graden tegen 8,3 graden gemiddeld over 1971-2000 en 9,2 graden gemiddeld over 1981-2010. April 1968 bood in Limburg recordtemperaturen van 32 graden. De koudste april dateert uit 1771 met gemiddeld 4,3 graden. Ook in 1743 (4,9 graden) en het laatst in 1917 (4,6 graden) bleef het gemiddelde onder de 5 graden. Ondanks de hoge voorjaarstemperaturen kwam het de laatste jaren soms nog tot matige vorst. Op 12 april 1986 werd in Deelen –9,4 graden gemeten, het landelijk record in ruim honderd jaar. Neerslaggevens zijn er sinds halverwege de 19e eeuw. Extreem droog waren april 1883 en 1893, toen lokaal geen druppel viel.
Bron KNMI