Het KNMI houdt niet alleen bij hoeveel neerslag er valt, maar ook hoeveel vocht verdwijnt: de verdamping. Met name voor de land- en tuinbouw is dat van belang, maar ook in onze eigen tuin moeten we in de planten in de gaten houden. Uit kale grond verdampt weinig, anders is dat op begroeide terreinen waar plantenwortels in de bodem zuigen om vocht te onttrekken aan het grondwater. Hoeveel vocht planten kunnen opzuigen, hangt af van de worteldiepte en het type bodem: bij zware klei en zand is ongeveer 12 procent van het vocht beschikbaar, maar in een veengrond is zo'n 54 procent beschikbaar. De beschikbare hoeveelheid vocht hangt af van de verhouding tussen de neerslag en verdamping. Het is niet eenvoudig om de verdamping aan te geven, omdat ook de planten zelf een rol spelen in het proces. Sterk groeiende planten zorgen voor veel verdamping, maar hebben ook veel vocht nodig.
Zowel regen als zon bevorderen de groei, maar op droge, zonnige dagen moet het benodigde vocht uit de bodem komen. Bij droogte wordt het steeds moeilijker voor de plant om vocht uit de bodem te zuigen, waardoor deze minder groeit. Voor landbouwgewassen is dat van belang want minder groei betekent ook minder opbrengst. Met de groei neemt ook de verdamping af: de verdamping is dus ook een maat voor de opbrengst. De achttiende eeuwse onderzoeker Petrus van Musschenbroek had dat al door. Hij begon als eerste de "uitwaseming" te meten met behulp van een met water gevulde bak. De referentie-gewas-verdamping die het KNMI tegenwoordig hanteert is gebaseerd op de rekenmethode van Makkink en heeft betrekking op een van voldoende vocht voorzien grasland.
Met behulp van gewasfactoren kan de verdamping voor andere planten en gewassen worden bepaald waarbij rekening wordt gehouden met het ontwikkelingsstadium van de verschillende planten (in blad, zonder blad) of gewassen (jong, volwassen, afrijpend). Wanneer zich een duidelijk vochttekort in de bodem voordoet is de werkelijke verdamping kleiner dan de gewasverdamping. Voor boeren is de gewasverdamping zeer nuttig. Aan de hand hiervan kunnen zij bepalen hoeveel water hun gewas nodig heeft om optimaal te groeien en of beregening noodzakelijk is.
De referentie-gewas-verdamping hangt sterk samen met de zonnestraling en is 's zomers daarom veel groter dan 's winters. In De Bilt verdampt er door het referentie-gewas jaarlijks ongeveer 540 mm. Over de hele maand januari is de verdamping ongeveer 8 mm tegen 90 mm over juli. In april en mei verdampt er gemiddeld ongeveer 2,5 mm per dag, maar op zonnige dagen, zoals in mei 1998 verdampt de dubbele hoeveelheid. Op zeer warme, zonnige en winderige dagen in juli kan de verdamping wel 7 mm per dag bedragen.
Bron KNMI