De Europese Herschel-ruimtelescoop heeft in het infrarood een verre populatie van stofrijke sterrenstelsels ontdekt die relatief veel sterren en relatief weinig donkere materie bevatten. De vondst wijst erop dat sterrenstelsels minder donkere materie nodig hebben om grote aantallen sterren te vormen dan tot nu toe gedacht. Dat hebben het Europese en het Amerikaanse ruimtevaartbureau, ESA en NASA, bekendgemaakt. De door de infrarode kijker gevonden sterrenstelsels, die zich op 10 à12 miljard lichtjaar bevinden, bevatten elk ongeveer 300 miljard Zonmassa's aan materie. Volgens de gangbare theorie zouden de stelsels meer dan tien keer zo groot moeten zijn - 5.000 Zonmassa's - om de waargenomen sterproductie te kunnen verklaren.
Samenklontering
Het overgrote deel van deze massa bestaat uit donkere materie - de onzichtbare maar hypothetisch aanwezige substantie die sterrenstelsels voldoende zwaartekracht moet geven om te voorkomen dat ze uit elkaar vallen. Volgens de huidige modellen begint de geboorte van een sterrenstelsel met een samenklontering van deze donkere materie. Die trekt gewone atomen uit de omgeving aan. Indien voldoende accumuleren klinkt het startschot voor stervorming. Dit gebeurt 100 tot 1.000 keer sneller dan tegenwoordig in onze Melkweg.
Herziening
Maar uit de Herschel-waarnemingen volgt dat het voor stervorming blijkbaar niet gunstig is als sterrenstelsels veel meer of veel minder dan 300 miljard Zonmassa's zwaar zijn. De modellen voor de vorming van sterrenstelsels zijn dus aan herziening toe.
Bron: HLN | Gewijzigd: 12 juni 2017, 15:21 uur, door Joyce.s
Onweersdagen: 0