Vooral de noordelijke helft van Nederland kreeg vandaag, op de kop af 32 jaar geleden, te maken met een sneeuwstorm die delen van Friesland, Drenthe en Groningen dagenlang van de buitenwereld zou afsluiten. Het is de laatste sneeuwstorm van die schaal geweest die we in ons land hebben gehad. Het bijzondere was niet alleen de uitwerking van de storm, maar ook de manier waarop hij tot stand kwam. Het gebeurde allemaal onverwacht.
Onzekerheid in de weerberichten is van alle tijden. Werd gedurende de winter van 1979 keer op keer de definitieve dooi aangekondigd, evenzo vaak sloeg de winter terug en gingen we weer verder. Maar ook nu, februari 2011 zitten we in een fase waarin de computermodellen – die zo’n voorname rol spelen bij het verwachten van het weer – grote moeite hebben met het verwachten van het weer op vooral de wat langere termijn. Al een dag of tien klapperen de opeenvolgende modelruns sterk. Een koude optie, zo zeker als hij lijkt, wordt net zo gemakkelijk weer door een zachte optie opgevolgd. Om daarna vrolijk toch weer als koud terug te keren.
De beelden uit het noorden van Nederland, na de onverwachte sneeuwstorm van 14 februari 1979, zijn nog steeds indrukwekkend. Ook al weten we natuurlijk al lange tijd wat er toen allemaal gebeurd is.
Onzekerheid opvallend
Kun je je voorstellen dat dit in 1979 nog allemaal mogelijk was – we keken toen nog veel minder ver vooruit en de modelberekeningen waren nog een stuk minder geavanceerd dan die van tegenwoordig – in het meteorologische werk van tegenwoordig is die onzekerheid opvallender. We zijn het niet meer zo gewend. Ga maar na. Nu hebben we, behalve over een trits aan modellen die je allemaal met elkaar kunt vergelijken, de beschikking over zogenoemde pluimen, het Ensemble Prediction System. Niet alleen de hoofdberekening (de meest nauwkeurige) van een model wordt gebruikt, ook laten we die berekening op een wat geringere resolutie 20 keer (GFS) of 51 keer (ECMWF) overdoen, waarbij de beginsituatie met opzet wordt verstoord. Op die manier krijg je een heel mooi beeld van de invloed die fouten in de beginsituatie (die er ook nu nog altijd zijn) kunnen hebben op het eindresultaat van de verwachting. Zet je al die uitkomsten in een plaatje, dan lijk je een beeld te krijgen van de onzekerheid, die de verwachting op de wat langere termijn omgeeft. Lopen de lijntjes al snel ver uiteen, dan snap je dat je niet al te absolute uitspraken moet doen over het vervolg. Zijn de lijntjes het eens, dan lijkt alles vrij zeker. Toch hebben we de laatste 10 dagen meerdere malen kunnen zien dat dergelijke ‘zekere’ situaties de volgende run niets waard bleken en helemaal uit de kaarten verdwenen. Om weer een run later net zo makkelijk weer op te duiken. En dan weet je toch niet hoe het verder gaat!
Een boerderij in Friesland na de sneeuwstorm.
Overgangszones
Onzekerheid treedt vooral op als ons land in een overgangszone tussen luchtsoorten terechtkomt en helemaal als we aan het einde terechtkomen van een baan, waarin een stroming een bepaalde luchtsoort nog onze kant op kan brengen. Daar waar zuidwestelijke winden in ons klimaat schering en inslag zijn en zelden tot de grensgevallen behoren, ligt dat met oostelijke en noordoostelijke winden in het algemeen anders. Dat zagen we in de winter van 1979, maar dat zien we ook nu. Nu is het de overgangszone tussen de kou boven het noorden en oosten van Europa die de modellen voor hoofdbrekens stelt. Die overgangszone ligt al een tijdje vlakbij Nederland. Afgelopen zaterdag bij voorbeeld sneeuwde het nog korte tijd in het noordoosten van het land. Morgen sneeuwt het in een deel van Noord-Duitsland en van Denemarken.
Zo’n zone hoeft zich maar een klein beetje westwaarts te verplaatsen om de kou tot in (een deel van) Nederland te brengen. Op weerkaartschaal is dat een verwaarloosbare aanpassing, maar voor onze beleving is het een wereld van verschil. En daarmee raken we meteen aan de onzekerheid die de verwachtingen van de laatste tijd omgeeft. Zulke kleine verschillen treden van berekening tot berekening natuurlijk op. En zijn blijkbaar voldoende om pluimberekeningen zelfs in hun geheel van slag te brengen en meerdere malen opeenvolgend van kleur te laten verschieten. De oplettende volger zal het ook niet ontgaan zijn dat de pluimen voor verschillende plaatsen in Nederland (toch maar een klein stukje op de weerkaart) al een tijdje sterk verschillen. In het noordoosten zien ze er op dit moment structureel kouder uit dan in het zuiden van het land. Het gaat om spelletjes in de kleine ruimte. En zo bezien lijkt het toch verklaarbaarder waarom de computerberekeningen op dit moment zoveel minder houvast bieden dan normaal.
Kinderen spelen bij de ingang van een ingesneeuwde boerderij in een plaatsje in de provincie Groningen.
Nog geen weet
Destijds, in februari 1979, hadden we van pluimverwachtingen en van EPS-systemen nog geen weet; die moesten nog ontwikkeld worden. De dooiaanval van toen verliep volgens plan, totdat het warmtefront boven het noordoosten van het land bleef steken. Daar ijzelde het langere tijd of viel al sneeuw. Op de 14e bewoog het front weer terug en kwam een steeds groter deel van het land opnieuw in de greep van de winter. Daar waar veel mensen in de avond van de 13e nog naar bed gingen met het idee dat het lastige winterweer van de periode daarvoor er eindelijk opzat, werden ze de volgende dag wakker in een Arctische wereld (het noorden) of in een wereld die gedurende de dag steeds meer Arctische trekjes kreeg (de rest van Nederland).
Bron: Meteo Consult
Op 13 Februari vloog mijn broer naar het middenoosten om daar een paar maanden te gaan werken, er was geen vuiltje aan de lucht en het vliegtuig vertrok volgens schema.
Het weer op 13 februari was, wat ook in het artikel staat, dooi, dooi en nog eens dooi.
Op 14 februari sneeuw, sneeuw en nog eens sneeuw, zoveel had ik nog nooit in zo'n korte tijd zien vallen, we stonden om elf uur s'morgens tot onze knieën in de sneeuw.
Op de wegen was het een chaos, treinen reden niet meer, bussen al helemaal niet, het verkeer op de snelwegen richting het noorden ( Friesland, Groningen, Drente en het noorden v/d kop van Overijssel ) stond het verkeer vast, geschaarde vrachtauto's blokkeerde de doorgang, sneeuwduinen zorgde verder voor belemmeringen voor het doorgaand personen vervoer.
Bestuurders lieten hun voertuig maar staan waar ze niet verder konden, en zochten onderdak in de omgeving.
Bevoorrading van winkels viel stil, boerenbedrijven waren niet bereikbaar voor het afleveren van o.a. veevoer en de melk kon ook niet worden opgehaald.
Personeel kon door het barre weer het werk niet bereiken.
Om het noorden weer bereikbaar te maken werd het leger in gezet om,tenminste èèn rijstrook op de snelwegen weer begaanbaar te maken voor het hoognodige vrachtverkeer.
Dit is een korte impresie van wat ik mij van die 13 en 14 Februari 1979 herinner.