Een internationaal onderzoeksteam heeft twee boorkernen uit het ijs van Antarctica onderzocht op het voorkomen van koolmonoxide (CO). De verhouding tussen de diverse stabiele koolstof- en zuurstof-isotopen in deze verbinding is een maat voor de relatieve hoeveelheid biomassa (hout, veen/turf, gras) die verbrandt als gevolg van natuurlijke oorzaken (bosbranden etc.) en huishoudelijk gebruik (stoken van vuur voor de bereiding van maaltijden, etc.). Door opeenvolgende monsters te analyseren, werd een beeld verkregen hoe de verbranding van biomassa in de loop der tijd varieerde. De onderzoekers tekenen daarbij aan dat hun uitkomsten alleen voor het zuidelijk halfrond gelden.
De analyse was niet gemakkelijk, want in het poolijs komen alleen kleine hoeveelheden CO (in de ingesloten luchtbelletjes) voor. Er was daarom voor elke analyse ongeveer een kilo ijs nodig. Dat ijs was afkomstig uit twee boorkernen (elk met een doorsnede van 12 cm) waarvan er één was verkregen op boorlocatie D47, en één elders (zodat er twee onafhankelijke series gegevens werden verkregen). De ijskernen vertegenwoordigen de laatste 650 jaar, en de verkregen gegevens hebben dan ook uitsluitend op deze periode betrekking.
De verwachting was dat de hoeveelheid verbrande biomassa een geleidelijk groei in de loop der tijd te zien zouden geven, uitgaande van ongeveer gelijkblijvende verbranding door natuurlijke oorzaken, maar een groei van de door mensen veroorzaakte verbranding (vanwege de groeiende bevolking). Die verwachting bleek onjuist: de verbranding van biomassa vertoonde grote pieken en dalen. Die pieken en dalen waren overigens veelal van aanzienlijke duur, zodat beter gesproken kan worden van perioden met veel en perioden met weinig verbranding van biomassa. Zo was de verbranding in de 17e eeuw ongeveer de helft lager dan daarvoor, verdubbelde vervolgens naar het einde van de 19e eeuw, en nam daarna weer met 70% af tot het huidige niveau. In de 20e eeuw lijkt er minder biomassa te zijn verbrand dan in de 100-150 jaar daarvoor.
Vooral die laatste bevinding, die al eerder was gesuggereerd door onderzoek van houtskool in bodemsediment en onderzoek van methaan in het ijs van Antarctica, is verrassend gezien de sterk toenemende bevolkingsdruk en de sterke industrialisatie. Er is dan ook nog geen verklaring voor deze merkwaardige ontwikkeling gevonden. Wellicht heeft de bevinding consequenties voor de interpretatie van koolstof-14 dateringen.
De onderzoekers willen het onderzoek voortzetten met oudere ijskernen, in de hoop uit te vinden of ook in een nog verder verleden dergelijke fluctuaties optraden, wat zou kunnen wijzen op een natuurlijke oorzaak. Ook dat onderzoek zou op het zuidelijk halfrond moeten worden uitgevoerd, want de uiteenlopende menselijke activiteiten op het noordelijk halfrond gedurende de laatste 2000-3000 jaar zorgen daar voor locale en regionale verschillen die het totaalbeeld sterk verstoren.
Bron: nvg