Vanaf 19 december 1962 begon een lange vorstperiode waarin het elke nacht vroor. Vanaf 22 december waren er 13 dagen waarop het ook overdag vroor; zgn. ijsdagen.
December
De winter begon in 1962 nog romantisch met een Witte Kerst en een bevroren ijsselmeer
Op 30 december zorgden sneeuwstormen ervoor dat het verkeer in het zuiden en midden van het land lam lag.
Januari
Na een dooi-aanval op 4 januari 1963 viel er veel sneeuw met in het midden van het land ijzel. De NS kreeg had veel last van draadbreuken.
In de Waddenzee lagen ijsbergen en de Noordzee leek vanaf de kust een ijszee.
De laagste temperatuur werd gemeten op de dag van de Elfstedentocht, 18 januari: 20,8°C. Het vroor en stormde, en van de 10.000 toerrijders haalden slechts 69 de eindstreep. Er vielen geen doden, maar wel waren er veel botbreuken, bevroren geslachtsdelen, ogen, neuzen en zelfs afgevroren ledematen! De legendarische winnaar van de tocht, Reinier Paping, kwam na ruim tien uur aan, hallucinerend en onderkoeld. Het duurde meer dan twintig jaar, tot 1985, voordat een nieuwe tocht kon worden gereden.
Na een Oosterstorm op 19 januari bij 10-13 graden vorst ontstond er veel stuifsneeuw.
Veel wegen waren onbegaanbaar en de Afsluitdijk werd op 20 januari afgesloten voor alle verkeer.
In Amsterdam raakte de kolenvoorraad op en ijsbrekers konden maar nét het Noordzeekanaal open houden. Het drinkwater in Rotterdam werd zout, omdat er zeewater de rivieren instroomde. Uit het bevroren buitenland kwam steeds minder rivierwater.
In januari waren er 25 ijsdagen in het Noorden en het vroor 17 nachten meer dan 10 graden in Eelde. In de Rotterdamse regio konden de mensen drinkwater halen bij speciale watertappunten.
Februari
Op 12 en 13 februari waren er opnieuw sneeuwjachten.
De volgende 2 weken vroor het ‘s nachts 10-20 graden in het Noorden. Op 17 februari was het ijs op het Abcoudermeer 50-60 cm dik. Maar er was ook ijspret.
Van 11 tot 21 februari viel er iedere dag sneeuw in De Bilt. Op 23 februari komt de zon weer door met lange ijspegels door smeltend sneeuw van de daken tot gevolg.
Op 24 februari namen duizenden mensen deel aan een autorally op het IJsselmeer. Slippend reden de autos over het ijs en overal werd in grote melkbussen snert verkocht.
De Waal was óók dichtgevroren en bewoners van Lent liepen naar Nijmegen over het ijs.. In het noorden bleef het in februari op 20-26 dagen ook overdag vriezen.
Maart
Pas op 5 maart kwam een einde aan de winter. In midden Nederland had er vanaf 26 december 1962, 70 dagen een sneeuwlaag gelegen.
Het duurde wéken voordat alle ijs overal was verdwenen. In de winter van 1962-1963 werd een Hellmann getal gehaald van 346 punten.
De schade die door ijs en sneeuw was aangericht was groter dan bij de Watersnoodsramp van 1953
bron: http://jeugdsentimenten.net / http://www.google.nl/
1929....
Mijn oma, de op het moment van het schrijven van dit boek 88-jarige Aurelia Reitsma-Heidinga, herinnert zich de winter van 1929 nog maar al te goed. Ze was toen tien jaar en bewoonde met haar familie een woonschip in Friesland. Haar vader had een bouwbedrijf en verhuisde mee van project naar project. Het gezin Heidinga woonde, of lag dus, steeds op een andere plaats. Als de bouw erop zat, kwamen er twee of drie sleepboten om hun woonschip naar een nieuwe plaats te verhuizen.
In de winter van 1929 werd het ijs in de vaarten rond het schip zo dik dat het bijna dagelijks uitgehakt moest worden. Dat uithakken deed de familie niet zelf, vader liet het klusje steeds door werknemers van het bedrijf, die door het vorstverlet op de bouwplaatsen toch niets te zoeken hadden, opknappen. Zouden ze dit niet hebben gedaan, dan zou het schip door het ijs geplet zijn. Koud was het niet aan boord. De kachel werd de hele dag flink gestookt. En de negen kinderen van de familie Heidinga sliepen dicht op elkaar.
Als er niet gewerkt werd – alle jongens van het gezin waren in het bouwbedrijf actief – werden er klussen binnenshuis opgeknapt of ging de familie schaatsen. Ook de meiden. Daarbij ging het niet alleen om plezier, soms kon er ook wat gewonnen worden. In een periode waarin door het ijzige weer niet gewerkt kon worden en er dus geen inkomsten waren, waren dergelijke prijzen welkom. Behalve de broers van mijn oma kon ook haar moeder goed schaatsen. Meer dan eens werd zij er door het gezin op uit gestuurd om de felbegeerde prijzen in de wacht te slepen. In haar beste goed, want in die tijd gingen de heren als heer naar de wedstrijden en de dames als dame. Het waren belangrijke sociale gebeurtenissen en dan moest je er goed uitzien, aldus mijn oma. De winter van 1929 kwam toen Nederland nog een klein beetje nagenoot van de Olympische Zomerspelen, die in 1928 in Amsterdam waren gehouden en voor de Nederlandse sporters op een eclatant succes waren uitgedraaid. Nederland telde 7,7 miljoen inwoners, was al enige tijd bezig met de aanleg van de Afsluitdijk en leefde als altijd vooral van de handel. De verkiezingen die in 1929 werden gehouden, waren waarschijnlijk de rustigste van de periode tussen de twee wereldoorlogen. Toch betekende 1929 het begin van de crisisjaren die zouden volgen en die uiteindelijk in de Tweede Wereldoorlog zouden uitmonden. In oktober 1929 vond namelijk de beurskrach plaats die, overal ter wereld en dus ook in Nederland, in een diepe economische en sociale crisis ontaardde.
Op en af
Wanneer de strenge winter van 1929 in januari langzaam op gang komt, weet nog niemand in Nederland van het economische onheil dat later dat jaar de wereld zal treffen. De eerste zorg is in die dagen toch vooral wanneer het ijs op vaarten, grachten, plassen en meren eindelijk echt betrouwbaar zal zijn om massaal te kunnen schaatsen. Tijdens de januarimaand gaat het steeds op en af. In de Nieuw Rotterdamsche Courant van 17 januari 1929 schrijft de correspondent in Amsterdam dat er ‘toch weer ijs is’: ‘Het is wel merkwaardig, dat ondanks den fellen aanval van Pluvius jongstleden zondag Thialf zich niet volledig heeft laten verdringen, doch slechts tijdelijk de wijk genomen heeft. En gisteren heeft hij op verschillende punten in en om Amsterdam de heerschappij alweer heroverd!’ Wat volgt is een beschrijving van de ijsbanen die de deuren al wel en soms ook nog niet hebben geopend.
Maar het gaat niet goed met schaatssport in Nederland, constateert de schrijver. Waarschijnlijk als gevolg van het vrijwel ontbreken van ijswinters in de twintigste eeuw tot dan toe ‘is de schaatssport heusch eenigszins achteruit gegaan’, schrijft hij. Maar: ‘(...) de sneeuwsport heeft geducht veld gewonnen. We informeerden eens in de grote warenhuizen en bij enkele bekende sportmagazijnen en daarbij bleek ons, dat de omzet in schaatsen over de geheele linie teleurstellend was, doch de verkoop van allerlei soorten sleetjes de verwachtingen overtrof. Het is of ’t voorbeeld uit de bergstreken van – Europa waarvan de film en de kranten zooveel moois toonen – aanstekelijk werkt.’ Op 25 januari valt in Het Vaderland te lezen over Den Haag: ‘De man, die de hekken bij de Haagsche IJsclub opent en sluit, heeft den laatsten tijd wel druk werk. Nauwelijks heeft de directie gesproken: “hekken open voor schaatsenrijdend Den Haagâ€Â, of de dooi valt in en de hekken moeten weer dicht.
En nauwelijks zijn de hekken dicht, of de vorst komt weer opzetten... Driemaal is scheepsrecht geldt nu ook voor de IJsclub. Driemaal is de baan geopend en we twijfelen er niet aan, of binnenkort zal ze ook drie maal gesloten zijn geweest.’ Overdag dooit het die dagen, in de nachten komt het tot vorst. Een noordwestelijke wind voert sneeuwbuien aan, die het land wit kleuren maar de binnensteden van niet meer dan een papperige laag voorzien. Sneeuwt het even hard, dan hebben de trams in Den Haag het meteen moeilijk. Behalve die op lijn 11, want die zijn met ‘ruiten wasschers’ uitgerust, net als alle trams in Amsterdam. Er wordt een klemmend beroep gedaan op alle Hagenaars om de vogels, die in zwermen van honderden tegelijk de stad aandoen op zoek naar voedsel, toch vooral niet te vergeten. De stad geeft massaal gehoor. Het is de periode waarin de winter nog vriendelijk is. Overdag, als het dooit, denkt men alweer een beetje aan de lente, omdat de zon aan kracht wint. Maar elke ochtend wordt het land door de nachtvorst wakker. Het Vaderland: ‘Het weerbericht voor schaatsenrijdend Holland is vrij gunstig. Alleen de wind kon beter. Westenwind, nu, dat voorspelt nooit veel goeds. Maar daartegenover staat dat men des nachts matige en overdag lichte vorst voorspelt. En met een verlangend hart vraagt jong-Holland, en oud-Holland, voor zoover het zich nog tot het feest der gladde ijzers voelt aangetrokken: Zou het waar zijn?’
Kou-inval
Het antwoord op die vraag laat nog ruim twee weken op zich wachten. Van 1 tot 9 februari vriest het elke nacht licht tot matig in Nederland, maar overdag stijgt het kwik tot boven het vriespunt. Dan volgt op 10 februari een kou-inval die zijn gelijke niet kent. Met een sterke oostenwind stroomt ijskoude lucht binnen, die Nederland in de week daarna zal doen rillen. Op 12 februari is het ijs al sterk genoeg voor de Elfstedentocht, de vierde. Op matig tot slecht ijs, tegengewerkt door een snijdende noordoostenwind en bij een temperatuur die bij de start -18 °C bedraagt, is het Leeuwarder Karst Leemburg die na 11 uur en 9 minuten als eerste over de eindstreep in zijn woonplaats gaat. In totaal voltooien 54 wedstrijdrijders en 103 toerrijders de barre tocht van die dag.
Op de dag van de Elfstedentocht brandt het Leidse stadhuis af. De kranten pakken er de dag erna groots mee uit. Doordat het bluswater op de smeulende resten is aangevroren, ziet het gebouw er na de brand als een luguber ijspaleis uit. Overigens werd Nederland in die jaren tijdens perioden van winterweer vaak door grote branden getroffen. De kachels waren nog niet zoals nu. Als er flink werd gestookt, zaten ongelukken in een klein hoekje en was er zomaar sprake van een brand die snel om zich heen kon grijpen. Het Vaderland schrijft op 13 februari niet alleen over de Elfstedentocht van de dag ervoor en over de Leidse brand, maar vooral ook over de ijspret in Den Haag. Nou ja, ijspret... ‘Buiten, op de Schenk, op de Vijvers, op de beide ijsbanen heerschte de Noord-Oosten wind oppermachtig... Daar kon met geen mogelijkheid gereden worden, tenzij men er een paar bevroren ooren, handen of voeten voor over had... Maar op de grachten, daar is het wat anders. Die liggen beschut door de vaak hooge wallekanten, door de huizen, de boomen, daar dringt de wind in al zijn hevigheid niet door...’
Bijzonder moet het er die dagen hebben uitgezien bij de enige twee Haagse grachten die nog wel openlagen, de Conradkade en het Verversingskanaal. Beide profiteerden van het relatief warme koelwater dat hier door de elektriciteitscentrale geloosd werd. ‘De temperatuur van het water verschilt, wanneer het bijvoorbeeld tien graden Celsius vriest, dan ook zeker wel een vijftien graden met de buitenlucht. Het gevolg is, dat er een groote verdamping plaats heeft. En wie gisteravond dan ook langs de Conradkade (of Suezkade) kwam, kon het merkwaardige verschijnsel zien dat dikke dampen opstegen en door den sterken wind uiteengescheurd werden. Voor de meeuwen en de eenden is het een warm toevluchtsoord in dezen barren tijd, het is of de beesten elkaar waarschuwen!’ Voor de kust bij Scheveningen worden de eerste ijsschotsen gezien. Het begint nu toch wel duidelijk te worden dat Nederland met een heel strenge winter te maken heeft. Toch zal het, zo weet Het Vaderland, nog heel wat moeten vriezen wil de zee, zoals in 1890/1891, tot op drie kilometer uit de kust (op sommige plaatsen)dichtvriezen.
Poollandschap
Vijf dagen later is, bij aanhoudende vorst, het strand bij Scheveningen veranderd in een poollandschap. Trams en bussen van de Haagsche Tramweg Maatschappij voeren de hele dag mensen aan die Scheveningen willen komen bekijken. De toon in Het Vaderland is bijna lyrisch: ‘De grond was keihard en uiterst glad. Op vele plaatsen, waar de zee onder een sneeuwlaag had doorgespoeld, was het ijs erg bros, met het gevolg, dat wie argeloos over een ijsdam wilde klimmen, aan den anderen kant ongeveer een halven meter wegzakte. Maar juist dit gevaar trok menigeen aan om een tocht over de strandgletcher te ondernemen. De grillige ijsmuur met spelonken en tunnels liep evenwijdig met de zee en daar waar het gevaarlijk was, hem te beklauteren, ging de groote stroom menschen er achter heen. (...) Men kon verder loopen, om den ijsdam heen vlak langs de zee en kwam dan onder de Pier terecht, waar de ijzeren stangen zich voordeden als dikke witte boomstammen uit een tooverbosch. Wie durfde liep een eind door dezen ijsgrot de zee in en liet zich daar kieken. (...) Jammer was het dat bijna niemand eraan dacht een wandeling te maken langs de besneeuwde duintoppen in de richting van het Pompstation. Deze wandeling was zeer de moeite waard,’ zo besluit de verslaggever van dienst zijn verhaal. In deze periode vinden diverse mensen de dood door bevriezing. Meldingen zijn er uit Bergentheim, Apeldoorn, Emmen, Barneveld en Ommen.
Van een achttienjarige Leeuwardenaar die over het ijs van de bevroren Zuiderzee naar Enkhuizen is gelopen en bij wie oren, handen en voeten bevroren raken, moeten beide benen worden geamputeerd. In Amsterdam worden warme maaltijden en gemeentelijke snert verstrekt aan de mensen die door het barre weer niet meer in hun onderhoud kunnen voorzien. Het Leger des Heils deelt koppen koffie uit. De harde winter drijft mensen bijeen en brengt saamhorigheid teweeg, waardoor buurtgenoten elkaar helpen.
Mijn opa’s grootvader was parlevinker en voer in die tijd in Friesland met een aardappelschip langs zijn klanten. Toen er ijs lag, ging dat natuurlijk niet meer. In februari 1929 lag zijn handel per schip stil, maar hij vond een oplossing: met een duwslee vol aardappels ging hij op pad, schaatsend over de vaarten. Omdat de bouw stillag en er ook op het land weinig te doen was, zaten veel mensen tijdelijk zonder werk en inkomsten. Ook al konden ze op dat moment niet betalen, ze kregen hun aardappels wel. De openstaande bedragen werden op ‘de balk’ geschreven. Zodra de winter voorbij was en er weer inkomsten waren, konden ze dan alsnog worden voldaan. En zo ging het ook. Op deze manier kwamen veel mensen in deze barre periode toch aan de eerste levensbehoeften.
Dekens
De regering stuurt met spoed vierduizend dekens naar de arme veenkoloniën in het noordoosten. In Den Haag legt de gemeente vuren aan om taxichauffeurs de kans te geven hun verkleumde ledematen te warmen. De rivieren zijn inmiddels allemaal dichtgevroren. Veerdiensten zijn nauwelijks nodig omdat auto’s en zwaarbeladen vrachtwagens meestal gewoon het ijs over kunnen steken. Zelfs tussen Dordrecht en Zwijndrecht rijden vrachtwagens over de Merwede. Het Vaderland drukt er prachtige foto’s van af. In Nijmegen wordt het veerpad over de Waal af en toe buiten dienst gesteld als er scheuren in het ijs trekken. De kranten melden overigens dagelijks hoe het er met de ijswegen in Nederland voor staat. Ook de Waddenzee is dichtgevroren en het duurt niet lang of de eerste waaghalzen gaan per auto op weg naar de Waddeneilanden. J. Heeringa uit Minnertsga bij Franeker is de eerste die Ameland bereikt. Het ijs op de Waddenzee is dan 30-35 centimeter dik. Op het Schildmeer in Groningen bedraagt de dikte van het ijs op 13 februari maar liefst 55 centimeter.
De laatste tien dagen van februari tempert de vorst en komt het kwik overdag steeds vaker boven nul. Net voor het einde van de maand keert de winter echter nog even in alle hevigheid terug, met opnieuw strenge vorst in de nachten. In de eerste weken van maart geeft de winter er dan toch langzaam de brui aan en begint de grote dooi. De gevolgen zijn niet onmiddellijk voorbij. Rond 21 maart is het drijfijs op het IJsselmeer nog zo zwaar dat boten de grootste moeite hebben om de oversteek te maken. Daarbij is de vorst zo diep in de grond doorgedrongen dat het ook voor bouwbedrijven nog lange tijd duurt voordat ze weer volop aan het werk kunnen. En zo eindigt een winter die net voor de crisisjaren uitging. Gelukkig maar, want had de winter een jaar later toegeslagen, dan waren de gevolgen een stuk erger geweest.
©Reinout van den Born, www.weer.nl , uit 'Winters van toen'
1956....
De winter van 1955-’56 was streng, maar dat kwam vrijwel uitsluitend door een zeer langdurige en intensieve koudegolf die inviel op 29 januari en aanhield tot en met 27 februari. Hierdoor is februari 1956 in ons land de koudste wintermaand geworden sinds het begin van de metingen in 1706. In De Bilt werd een gemiddelde maandtemperatuur berekend van -6.4 graden. Omdat deze gebeurtenis dit jaar precies 50 jaar geleden plaatsvond, verdient deze winter het in het algemeen en februari 1956 in het bijzonder, dat daar uitgebreid naar wordt teruggeblikt. We doen dat in twee delen (deel 2 volgt overmorgen) en op originele wijze. We zullen deze hele periode bezien door de ogen van een schaatsliefhebber, die zijn hele leven in de in de Zaanstreek heeft gewoond en daar een periode van bijna 60 winters, namelijk die van 1929 tot en met 1987 heeft opgetekend.
Het navolgende verhaal is namelijk van de heer Nico Arnold Grootes uit Westzaan (later Zaanstad), een schaatsliefhebber pur sang. Al op 14 jarige leeftijd begon hij met het noteren van het winterweer dat hij meemaakte, het zou toen de barre winter van 1929 worden! Hij heeft zijn winterdagboek uiteindelijk zelfs in boekvorm uitgegeven, maar dit boek is slechts in beperkte kring uitgegeven in Zaanstad en omgeving en al tientallen jaren lang niet meer verkrijgbaar. Zijn winterbelevenissen zullen de harten van menige ijsliefhebber sneller doen slaan, te meer daar het ook nu weer in eigen land niet lijkt te lukken met de ijspret, na de voorzichtige poging van begin deze week. Dat de winter van 1955-’56 lange tijd niets voorstelde, blijkt overduidelijk uit de eerste aantekeningen van Nico Grootes, die we hier volledigheidshalve in zijn geheel weergeven:
Schellinkhout in winterkleed. Foto: Gerben Kazimier.
“12 december. Na een prachtige zomer en mooi najaar staat de winter alweer voor de deur en heeft het in de vorige nacht alweer aardig gevroren. Vandaag, maandag was het bijna al een ijsdag, de temperatuur kwam hier in het gehele etmaal vrijwel niet boven het vriespunt. Vanavond wordt het blijkbaar “menensâ€Â, want het vriest bij een heldere hemel met matige oostenwind 4 graden.
13 december. Vannacht vroor het hier 6 graden en overdag bleef het kwik eveneens onder nul, de eerste ijsdag dus. Het ijs ligt er prachtig in, maar er wordt ander weer verwacht.
14 december. De winter zet niet door en het is niet de moeite waard om nog verdere notities te maken.
17 december. Eerste sneeuwval, maar verder van weinig betekenis; de volgende dag dooit het en verder valt er niets noemenswaardigs te vermelden.
9 en 10 januari. Zware sneeuwval. Maandag 9 januari flinke sneeuwbuien, temperaturen om het vriespunt. Dinsdagochtend alles flink onder de sneeuw en vandaag sneeuwt het de gehele dag door, zodat er zeker 15 cm sneeuw op de weg ligt. De wind is zuidwest tot zuid, vannacht passeert een front ons land, zodat het slechte weer zal aanhouden. De volgende dag is alle sneeuw weggedooid tengevolge van de frontpassage die warme lucht met zich meevoerde. Het kan soms hard gaan, zowel wat dooien als vriezen betreft! Maar van dat laatste is voorlopig geen sprake en dit blijft zo doorgaan tot 29 januari; dan is het ook gebeurd met het kwakkelweer.â€Â
De tram blijft vastzitten in de sneeuw, aan het Stationsplein in Den Haag op 13 februari 1956. Foto: Frits van Dam.
En daarmee sloeg de heer Grootes de spijker op zijn kop. Waar het deze winter voor ons land steeds “net niet†was en de druksystemen ervoor kozen om op een voor de winterliefhebbers verkeerde plaats te gaan liggen, viel 50 jaar geleden alles gedurende eind januari wél precies op de juiste plaats. Een langdurige en zeer barre winterperiode was het gevolg, hetgeen uit het verdere relaas van de heer Grootes uit Westzaan bleek.
“30 januari. Harde oostenwind en vorst; tweede ijsdag. Gisteren was het al flink koud, vandaag waait er een harde oostzuidoostenwind die door merg en been gaat. Temperatuur -3 graden. Vanavond vriest het 4 graden, de hemel is nog bewolkt, maar het vriest in Zweden en Duitsland streng, zodat wij onze portie wel zullen krijgen!
31 januari. Strenge vorstinval. Vannacht -11 graden, overdag hier -6 tot -8 en vanavond opnieuw 11 graden vorst. Bulderende oostenwind, heldere hemel, er wordt zeer strenge vorst verwacht. Zo zien we maar weer hoe snel het beeld van een winter kan veranderen! De schooljongens lopen over ijs-van-één-nacht. Zo eindigt de zachte maand januari…
1 februari. Zeer strenge vorst houdt aan. Vierde ijsdag. Vannacht -15 graden, overdag -8 graden, vanavond 13 graden vorst. Twente meldde -18… ’s Avonds afnemende wind. Binnen een paar dagen zijn alle wateren dichtgevroren, dat kan ook haast niet anders met deze zeer lage temperaturen. De Waddeneilanden zijn alleen nog via een luchtbrug bereikbaar.
2 februari. Aanhoudende zeer strenge vorst, vijfde ijsdag. Temperatuur ’s nachts -13 graden, overdag -6 en ’s avonds -8. Het is nu iets minder koud geworden en de wind is gestild. Alle ijsbanen in de Zaanstreek zijn inmiddels opengesteld. Vandaag ging ik als vanouds op de schaats naar de fabriek. Geen enkel wak geconstateerd, het is alles even ongelofelijk snel gegaan dit keer; men wil volgende week al de Elfstedentocht in Friesland houden!
IJspret op de Heerengracht in Amsterdam in februari 1956. Foto: Algemeen Hollands Fotopersbureau; Ben van Meerendonk.
3 februari. Afnemende vorst, geen ijsdag vandaag, want de temperatuur steeg tot +2 graden. Vandaag was het ideaal weer om schaatsen te rijden, maar ik had helaas geen tijd, dus ik ben alleen op schaatsen naar de fabriek geweest. Het prettige daarvan is dat je dan tóch even de schaats-sfeer hebt geproefd, alvorens aan het werk te gaan… De afgelopen dagen zijn bijzonder koud geweest, de laagste temperatuur tot nu toe werd gemeten op het vliegveld Deelen en bedroeg -19 graden…
4 februari (zaterdag). Lichte vorst tot temperaturen om het vriespunt. Windstil weer. Ideaal weer voor de schaatsenrijders! Na de koude van de afgelopen dagen was het vandaag een heerlijke dag en kon een ieder die van schaatsenrijden houdt, zijn hart ophalen. In Oost- en Westzijderveld krioelde het dan ook van de liefhebbers en wat hebben zij genoten! Evenals twee jaar geleden maakte ik met mijn zoon Arnold een tochtje naar het Alkmaarder Meer; het ijs was wat roffelig en met een dun laagje sneeuw bedekt, maar het was best te doen.â€Â
Op dat moment kwam er weerkundig even een kink in de kabel. Het hogedrukgebied ten noorden van ons land brak in twee stukken uiteen en even werd de vorst getemperd en kwam het zelfs tot een lichte dooi. Na een paar dagen herstelde de krachtige hogedrukbrug zich weer en kon de felle kou terugkeren. We pakken het relaas van de heer Grootes opnieuw op:
Prikslee wedstrijden op het IJsselmeer. Foto: Gerben Kazimier.
“5 februari (zondag), een gedeeltelijk mislukte ijs-zondag. Nog lichte vorst in de ochtenduren, daarna ijsregen en sneeuw en vervolgens motregen! Dorpentocht door Noord-Holland met 2100 deelnemers; percentage uitvallers vermoedelijk 15%. Zware tocht voor de inschrijvers! Vanmorgen om 7 uur opgestaan, het weer bekeken en besloten om ditmaal maar eens NIET met de Dorpentocht mee te gaan. Achteraf wel enige spijt gehad, want van mijn schaatsvriend Veenis hoorde ik later dat hij de tocht van 90 km wél had uitgereden, zij het dat het ijs zeer slecht was en op sommige plaatsen zelfs onbegaanbaar of onberijdbaar door sneeuw en schotsen. Maar het zou een goede training zijn geweest voor de Elfstedentocht, die nu natuurlijk wel is uitgesteld, maar je kunt nooit weten! Toch hebben we ons best vermaakt vandaag. We maakten banen op de met sneeuw bedekte sloten; daarmee was de heer Ko Swart vanochtend vroeg al begonnen en zo genoten we mét onze gezinnen van de ijspret. Ook Leni, mijn vrouw, heeft vandaag nog gereden en het ging best! Voorts werden er zaterdag en vandaag de nationale schaatskampioenschappen verreden en wel te Rotterdam. Gisteren werden er nog behoorlijke tijden gemaakt door cracks als Jeen v.d. Berg, Kees Broekman e.a; maar zondag werd het misère en werd het ijs veel te zacht. Kees Broekman, die spoedig zijn Nederlandse nationaliteit gaat verliezen en Noors burger gaat worden, was bijzonder gebrand op de titel in zijn laatste kampioenschap als Nederlander. Het lukte hem echter niet, wél werd hij eerste op de 5000 meter (tijd 9.05.8), maar in het eindklassement veroverde Wim de Graaf uit Rotterdam de titel. Tweede werd Jeen v.d. Berg en derde Gerard Maarse. Kees Broekman moest met een vierde plaats genoegen nemen.
6 februari (maandag). Nog geen échte dooi! Het heeft vannacht waarachtig toch nog een paar graden gevroren en overdag een temperatuur van +2 graden. Maar vanavond staan de ijsbloemen alweer dik op de ruiten en vriest het 6 graden.
7 februari. Het is weer “kwakkelen†geblazen! Lichte vorst, overdag lichte dooi, vanavond wat sneeuw en er wordt zachter weer voorspeld.
8 februari. Flinke dooi vandaag…maar de vorst keert terug! Nadat de temperatuur tot +4 graden was opgelopen, vriest het vanavond alweer een paar graden en zit de wind weer in de goede hoek, noordoost!
9 februari (donderdag). Winter opnieuw ingevallen, strenge vorst voorspelt. Met een harde oostnoordoostenwind heeft de winter het terrein heroverd, het vroor vanochtend 6 graden, overdag -3 en vanavond weer -6 graden, vijfde ijsdag.â€Â… (Hier heeft de heer Grootes een telfout gemaakt, die hij in zijn verdere winterverslag consequent volhield; in werkelijkheid was het aantal ijsdagen in Westzaan één meer, zie de aantekeningen van 2 februari). …“Nu de sneeuw van het ijs is weggedooid, is het ijs keihard en spiegelglad geworden. Een lust voor het oog. Maar vandaag niet gereden, geen tijd.
Niet alleen in eigen land pakte de winter in februari 1956 streng uit, ook in het buitenland. Hier een bevroren fontein aan het Piccadilly Circus in Londen. Maker foto: onbekend.
10 februari (vrijdag). Zesde ijsdag, temperaturen respectievelijk -7 tot -3 graden en vanavond weer 7 graden vorst. Matige noordoostenwind. Er kan op aanhoudende, mogelijk strenge vorst worden gerekend, zodat er zondag weer een Dorpentocht zal worden gehouden en bovendien is voor a.s. dinsdag de Elfstedentocht vastgesteld…
11 februari (zaterdag). Strenge vorst, -10 graden, overdag -4 tot -7 en vanavond alweer -8, zevende ijsdag. Het wordt nu ernst met de winter, die zich in geheel Europa heeft vastgezet met zeer lage temperaturen bijvoorbeeld in Polen (-30 graden), Servië (-33 graden) en bij ons dan, gelukkig, wat milder. Het meest wonderlijke is wel dat het op Spitsbergen dooit en dat op IJsland een temperatuur werd gemeten van +10 graden. Hier hebben we de zaterdagmiddag benut voor een tochtje in de omgeving en morgen gaan we aan de 18e Dorpentocht meedoen, dat belooft weer een fijne dag te worden!
12 februari (zondag). Prachtige ijs-zondag. Vrijwel windstil, eerst wat sneeuw, vorst 7 graden en overdag oplopend tot -1, dus toch weer een ijsdag, de achtste van deze winter. Vanmorgen met mijn zoon Arnold en twee van zijn vriendjes, te weten Jan Willem Keijning en Ben Luttikhuizen, van huis gestart om 8 uur. De jongens reden de zogenaamde kleine tocht van 45 km. Bij Monnickendam heb ik hen achtergelaten en zelf verder alleen de grote route gereden, over Hoorn, Ursem, enz, totaal ruim 90 km. Om half vijf was ik weer binnen, de jongens waren intussen ook thuis gekomen en hebben dus eveneens hun eerste échte Dorpentocht volbracht. Ook zijn er vandaag natuurlijk weer heel veel Zaankanters op de schaats naar Marken geweest, dat is nu eenmaal een traditie, die, ik-weet-niet hoé oud al moet zijn! Er was nu bovendien nog een taxi-dienst, ingesteld door Arend Zondervan, vishandelaar op Marken. En reken erop dat hij het druk heeft gehad, want niet iedereen kon op het meestal roffelige ijs van de Gouwzee schaatsenrijden! Inmiddels hebben mijn vriend W. Veenis en ik besloten om a.s. dinsdag aan de Elfstedentocht deel te nemen; ik hoop maar dat we het nog kunnen volbrengen, maar ik zie het nog lang niet gemaakt… Vanavond sneeuw, geen wind, veranderlijk weer.
Omgeving Braam-Houckgeest kazerne op 15 februari 1956, nadat er 35 cm sneeuw was gevallen! Foto: Johan Effing.
13 februari. In verband met deelname aan de Elfstedentocht – vanmiddag gaan we per auto naar Leeuwarden – volgen hieronder slechts korte notities, te weten: vanochtend veranderlijk weer, géén dooi, ’s avonds wel sneeuwbuien (9e ijsdag) en dinsdag 14 februari: zware sneeuwval met overdag een temperatuur van -5 graden (10e ijsdag), echt Elfstedenweer…â€Â
Tot zover het eerste deel van het winterverslag uit 1956 van de heer Nico Arnold Grootes uit Westzaan. Overmorgen zullen we het tweede deel plaatsen, met daarin zijn uitgebreide verslag van de door hem Elfstedentocht, die op 14 februari werd gehouden. Ook zullen we dan zien dat na deze Elfstedentocht de winter het nog lang niet voor gezien hield, sterker nog, de felste kou moest toen zelfs nog komen…
Bron: N.A. Grootes - 50 Jaar Zaanse ijskronieken, Eigen archief, Div. fotografen (zie bij foto s), Meteo Consult
En deel 2 (1956)!
Deze maand is het een halve eeuw geleden dat Nederland werd overvallen door bar winterweer. Februari 1956 was namelijk de koudste wintermaand in ons land sinds het begin van de temperatuurwaarnemingen in 1706. In De Bilt werd een gemiddelde maandtemperatuur berekend van –6.4 graden. Genoeg reden dus om de winter van 1955-’56 en dan vooral februari 1956 te “eren†en dat doen we op originele wijze, namelijk bezien door de ogen van een schaatsliefhebber. De heer Nico Arnold Grootes, woonachtig in Westzaan, heeft namelijk sinds 1929 een ijskroniek bijgehouden en wij volgen zijn aantekeningen op de voet. Eergisteren hebben we het eerste deel van zijn relaas geplaatst (wie dat nog niet heeft gelezen wordt aangeraden dat eerst te doen, zie de link hieronder) en waren daarbij gebleven bij 14 februari 1956, de dag van de Elfstedentocht. Vandaag lezen we hoe Nico Grootes deze tocht volbracht en vervolgen daarna zijn winterrelaas, want ook na “de tocht der tochten†was de kou nog lang niet uit de lucht. Integendeel, de meest barre kou moest toen nog komen…
“14 februari (dinsdag). Elfstedentocht in Friesland. We zijn gisterenmiddag met de auto van de heer Veenis maar Leeuwarden gereden, samen met nog twee rijders, te weten de heren R. Veenis en C. de Jager. Het is een gebeurtenis geworden om nooit te vergeten, want ik durfde er haast niet op te rekenen om ooit nog eens mee te doen, laat staan te volbrengen, gelet op de longontsteking die ik in 1952 had opgelopen. Ook mijn vriend Veenis was gehandicapt omdat hij enige jaren geleden een oog heeft moeten missen en per slot van rekening zijn we beiden bóven de 40 jaar en vader van een huishouding… Maar het is allemaal goed afgelopen, zij het dat we véél langer werk hebben gehad dan een aantal jaren geleden en dat is wel te begrijpen. Later leest men in de kranten dat er talrijke ongevallen hebben plaatsgevonden, de EHBO-ploeg had handenvol werk. Ruim honderd personen moesten worden geholpen tengevolge van bevriezingen, sneeuwblindheid, enz, enz, dan mogen wij toch zéker niet mopperen, al kwamen we dan pas ’s avonds tegen tienen aan de finish!"
Elfstedentocht, 14 februari 1956. De stempelpost te Sneek. Maker foto: onbekend.
"Het ijs was zondermeer slecht, veel scheuren, daardoor veel valpartijen. De baan was bovendien smal in verband met de zware sneeuwval. Ook tijdens de tocht hebben we zware sneeuwbuien gehad. Maar ondanks al die moeilijkheden hebben we genoten als nooit tevoren; de belevenis van een Elfstedentocht is voor een schaatsenrijder nu eenmaal zulk een hoogtepunt, dat is echt niet onder woorden te brengen. Om half zeven ’s ochtends stonden we op de schaats, om twaalf uur even een bordje “snert†op het ijs en de enige rustpauze van betekenis was te Franeker (vier uur) waar we een half uur in een café pauzeerden. Toen kwam dat moeilijke traject naar Dokkum, alles in de wind op een zeer smalle baan en kwam de vermoeidheid weer opzetten. Het werd dan een kwestie van dóórzetten, hetzij alleen of met z’n tweeën, maar ook in dat opzicht lieten we elkaar volkomen vrij en werd er niet “opgelegd†gereden. En zo veroverde W. Veenis zijn vierde en ik mijn tweede Elfstedenkruis. We kwamen om 21.48 uur in Leeuwarden aan, met aftrek van rust een gemiddelde van ca. 15 km per uur, nog niet zo erg gek, vonden we ervan…
Originele stempelkaart van de Elfstedentocht van 1956. De eigenaar is de heer Drecht uit Heerenveen. Hij heeft ook deze foto gemaakt(?)
Rest mij nog te vermelden het aantal deelnemers aan de wedstrijd, te weten 259, volbracht 109, percentage 42%. Deze moeten namelijk binnen twee uur na aankomst van de winnaar finishen. Het aantal toerrijders bedroeg 6070, waarvan er 4739 de tocht volbrachten (78%). Aan de finish te Leeuwarden werd ditmaal géén winnaar aangewezen, daar de koprijders van de wedstrijd een afspraak hadden gemaakt om gelijk te eindigen en dat waren dan Jeen Nauta, Maus Wijnhout, Aad de Koning, Anton Verhoeven en Jan van der Hoorn. Hun tijd was 8 uur en 46 minuten. Maar de heren zullen het wel laten om ooit nog eens gezamenlijk over de finish te gaan! Zeer goede prestaties in de wedstrijd leverden de gebroeders van Ooyen uit Zaandam. Joop van Ooyen arriveerde als 18e aan de finish, zijn broer Gerrit eindigde als 31e.â€Â
Dat de Elfstedentocht onder barre omstandigheden werd gereden, kwam omdat juist op deze dag een depressie vanuit het hoge noorden was komen afzakken. Deze bracht géén dooi, maar wél een vracht sneeuw. In een groot deel van het land dwarrelde overdag op de 14e en in de daaropvolgende nacht 10 tot meer dan 30 cm van het witte goedje naar beneden! Achter de depressie wist de hogedruk zich over het noorden van Europa volledig te herstellen en konden de Lage Landen zich opmaken op een volgende periode van zeer felle koude, zoals ook uit het navolgende verslag van Nico Grootes bleek:
Beeld van het enorme pak sneeuw, gevallen op 14 februari 1956 en de nacht daarop, op de Braam-Houckgeest kazerne. Foto: Johan Effing.
“15 februari (woensdag). Mijn winterdagboek nu weer vervolgend, blijkt dat het nog steeds streng blijft vriezen en dat er nóg strengere vorst op komst is. In de afgelopen nacht heeft het hier 17 graden gevroren (zeer strenge vorst), terwijl overdag de temperatuur niet hoger kwam dan –6 graden en vanavond laat vriest het maar liefst 15 graden, elfde ijsdag.†… (Dit moet eigenlijk de twaafde zijn, de heer Grootes heeft zich tussen 2 en 10 februari één dag vertelt, zie deel I en deze fout consequent tot het einde van de winter volgehouden).
… “16 februari (donderdag). Zeer strenge vorst. Twaafde ijsdag. Vanochtend om 7 uur noteerde ik hier in Westzaan 19 graden vorst en uit de weerrapporten van hedenochtend blijft dat Eelde de kroon spant met –23 graden. Maar ook De Bilt mag er zijn met –22 graden en een sneeuwhoogte van 25 cm…
17 februari (vrijdag). Nog steeds zeer strenge vorst, 13e ijsdag. Ook vannacht heeft het weer zeer hard gevroren, om 8 uur vanochtend stond de thermometer op –17 graden. Overdag was de hóógste temperatuur –10 graden, dat is ongekend laag op het midden van een dag. Later op de avond toenemende bewolking, zodat het kwik iets stijgt; er wordt weer sneeuw verwacht. In het Handelsblad van vandaag lees ik dat het gisteren de koudste dag was sedert 106 jaar, de GEMIDDELDE temperatuur te De Bilt bedroeg die dag… -14.9 graden. Sedert 21 januari 1850 was zo’n koude dag niet meer voorgekomen… Honderden vogels sterven de hongerdood, hoewel er veel wordt ingezameld om de nood te ledigen. In onze tuin lagen ook maar liefst drie dode vogels, één vogeltje fladderde nog, maar stierf toen we het in de keuken neerzetten…
18 februari (zaterdag). Aanhoudende vorst. Minder koud, maar toch nog –8 graden, 14e ijsdag. Lichte sneeuwbuien. Vanmiddag even geprobeerd te schaatsen, maar het gaat praktisch niet, omdat er zoveel sneeuw op het ijs ligt. Wel hebben de jongens een aardige baan op de sloot gemaakt, maar daar ben je gauw op uitgeschaatst! Tochten rijden zal a.s. zondag uitgesloten zijn.
Foto van het totale winterse beeld op 15 februari 1956, nabij de Braam-Houckgeest kazerne, ook ditmaal geschoten door Johan Effing.
19 februari (zondag). Vorst van hedennacht 8 graden, overdag –3, vanavond –5 graden; Schiphol noteerde –18 graden (opklaringen!) 15e IJsdag. Windstil weer met opnieuw sneeuwval. Deze derde ijs-zondag hebben we maar weinig van kunnen profiteren, de sneeuw laat het rijden niet meer toe, maar des te drukker was het daarom natuurlijk op de ijsbanen. Want al is het laat in de tijd van het jaar, wanneer er ijs is, dan zal de schaatsliefhebber alles proberen om tóch aan zijn trekken te komen! En arreslee-wedstrijden werden er vandaag óók gehouden, o.a. op de ringvaart te Halfweg. En de Marker-ijsbruiloft trok weer duizenden belangstellenden…
20 februari (maandag). Vorst neemt weer toe. Vanochtend maar liefst weer –12 graden, vanmiddag omstreeks vier uur was het kwik gestegen tot –4 graden, maar vanavond acht uur vriest het 13 graden! En het is dus de 16e ijsdag vandaag… Dat deze late winter enorme schade veroorzaakt, behoeft nauwelijks gezegd te worden; sommige grote rivieren “zitten†en het IJ bij Amsterdam wordt met grote moeite door ijsbrekers opengehouden. En nog steeds is er voorlopig geen verandering in het huidige weertype.
21 februari (dinsdag). 17e IJsdag. Vorst 10 graden, overdag –3 en vanavond –10 tot –12 graden. Opnieuw wordt koude lucht uit Rusland verwacht en zal de wind uit het noordoosten toenemen.
22 februari (woensdag). Strenge vorst, 18e ijsdag. Vanochtend noteerde ik –8 graden, maar het kwik daalde nu overdag tot –10 graden en dat is toch wel de omgekeerde wereld. De hemel is helder en alle factoren zijn aanwezig om zeer strenge vorst mogelijk te maken; het vriest vanavond om acht uur 15 graden.
23 februari (donderdag). Het heeft vannacht inderdaad zeer streng gevroren, op sommige plaatsen 20 graden, maar in de Zaanstreek was de temperatuur iets “milderâ€Â, tot –15 graden. En overdag steeg de temperatuur waarachtig tot –4 graden. Maar vanavond is het alweer –10 graden en zo gaan we maar door. Tot hoelang? Geen mens weet het! IJsdag nr. 19 genoteerd.
24 februari (vrijdag). Bittere koude bij deze 20e ijsdag met een vorst van 15 graden en ’s middags om 12 uur –9 graden, het is werkelijk ongekend. In 1929 bijvoorbeeld, was er maar één week met zeer lage februari-temperaturen, hoewel die winter acht weken duurde. Maar nú vriest het al drie weken lang streng tot zeer streng! De actie voor de hongerende vogels, ingezet door de politie en onderwijzers van de openbare scholen, heeft hier in Westzaan al meer dan fl 3000,- opgebracht. Er zijn voor het noodgebied 1600 broden gebakken en naar de voederplaatsen vervoerd.
25 februari (zaterdag). Ook vannacht weer strenge vorst tot –13 graden en overdag oplopend tot –4 graden, 21e ijsdag, weinig wind, maar nog steeds noordoost! Om half tien vanavond is het kwik alweer gezakt tot –10 graden.
Rijen bij een kolenhandelaar in Amsterdam, op 24 februari 1956, een paar dagen voor het einde van de winter. Foto: Algemeen Hollands Fotopersbureau/Ben van Meerendock.
26 februari (zondag). Op deze vierde ijs-zondag komt er tevens een einde aan de reeks van strenge tot zeer strenge ijsdagen (gehele etmaal vorst). Het vroor hier niet meer dan 7 graden, maar elders in het land meer; bovendien kwam voor het eerst de thermometer één graad boven het vriespunt, dat was sinds 8 februari niet meer gebeurd… Aan het einde van deze februari-winter kom ik daar nog wel op terug, want van échte dooi is vandaag zéker nog geen sprake, hoewel vrijwel iedereen daar echt wel naar verlangt! En, omdat het vermoedelijk wel de laatste keer zou zijn in dit seizoen, kwamen er toch nog 2400 schaatsers naar Krommenie, waar men een baan had uitgezet en daarvoor drie dagen in de weer was geweest. Maar met succes! Deze molen- en merentocht – via het Uitgeester- en Alkmaardermeer – is bijzonder goed geslaagd, de afstanden bedroegen 35 of 70 km. De oudste deelnemers was C. kok uit Assendelft, leeftijd 74 jaar! Daar neem ik mijn petje voor af! Ook in de andere Zaangemeenten werden nog vele wedstrijden gehouden, de ijsclubs deden het best, waarvan wel het bewijs was dat bijvoorbeeld de IJsclub W.B.T. te Zaandijk het 1000e lid mocht inboeken, het was de heer C.H. Waal uit Koog aan de Zaan. Hij kreeg van voorzitter Brussel een boekenbon ter waarde van fl 7,50.â€Â
De op deze zondag aarzelend inzettende dooi, zou de laatste februaridagen krachtig doorzetten. De gordel van hoge druk die tot dan steeds ten noorden van ons land had gelegen, trok op 27 februari over ons land zuidwaarts, waarna de weg vrijkwam voor zachtere zeelucht vanuit het westen. De winter zou in maart niet meer terugkeren, waardoor nagenoeg álle kou in deze strenge winter dus zat samengebald in de periode 30 januari – 26 februari. Voor de volledigheid vervolgen we echter het verslag van Nico Grootes, die ook de afloop van deze winter treffend beschreef:
“27 februari (maandag). Hoewel het vannacht nog enkele graden heeft gevroren, begint de dooi het pleit te winnen. Vanmiddag na 12 uur was de thermometer gestegen tot +5 graden, een heel verschil en een vrij plotseling einde van Koning Winter. Westelijke winden voeren zachtere lucht aan, maar vanavond vriest het “van de grond af†weer wat op tot –1 graad. Zodoende wordt er deze avond op de verlichte ijsbanen nog lustig geschaatst.
28 februari (dinsdag). Op deze dag neemt de dooi snel in omvang toe. De sneeuw is al voor een groot deel weg en op het ijs staat zo’n 10 cm water, maar het zal nog wel even duren voordat al het ijs is weggedooid. Op de Waal zegevierden vandaag de ijsbrekers, zo meldt de krant; bij Herwijnen was een ijsmuur ontstaan van drie-en-een-halve meter hoogte… Vandaag is ook de eerste echte regen gevallen met een harde zuidwestenwind.
29 februari (schrikkeldag). En daar is dan het bericht dat we de koudste februarimaand sedert eeuwen beleefden (Typhoon 29 februari 1956). Het KNMI deelt mede: ‘De gemiddelde temperatuur van de afgelopen maand februari bedroeg te De Bilt –6.7 graden, tegen +2.3 graden normaal. Een zo koude februarimaand was sedert 1706, het eerste jaar waarvan waarnemingen bekend zijn, nooit eerder voorgekomen. Tot nu toe was februari 1855 het koudst geweest met een gemiddelde temperatuur van –5.7 graden. De afgelopen maand heeft dit record dus niet minder dan een hele graad omlaag gebracht.’ … (in dit krantenbericht, al op 29 februari verschenen, is echter geen rekening gehouden met de zacht verlopen schrikkeldag, waardoor de maandtemperatuur alsnog met 0.3 graden werd opgehoogd en uitkwam op –6.4 graden; een teleurstelling voor de recordjagers, die altijd het onderste uit de kan willen hebben).
De tram die rijdt door de Zonnebloemstraat in Amsterdam. De foto is gemaakt in februari 1956, onbekend is op welke datum en door wie.
…â€ÂNaar mijn bescheiden mening betekent dit echter nog niet dat deze winter tot de reeks van ‘strenge winters’ gerekend mag worden. Want langdurig is de winter niet geweest (vergelijk 1929, 1940, 1942 en 1947). Maar februari spant wél de kroon wat de koudste maand betreft. En dat hebben we aan den lijve ondervonden.
1 maart. De winter is voorbij, maar het ijs is nog lang niet verdwenen en zo moet ik mijn aantekeningen nog wel voortzetten, wil ik volledig zijn. Maar wat is volledig? IJsmoeilijkheden bij Marken? Huizenhoge ijsbergen bij Staverden? IJsdikten tot 3 decimeter? Het zijn allemaal krantenkoppen uit de eerste dagen van maart 1956 en dat is allemaal niet bij te houden.
2 maart. Even snel als het ijs er is ingekomen, is het thans gedoemd om spoedig te verdwijnen, want het blijft hard dooien en daarom gaan de schaatsen vandaag in het vet.
4 maart (zondag). Werd er een week geleden overal nog lustig geschaatst, nu is het ijs hier in het binnenveld zo goed als verdwenen. Ook de Zaan is al vrij van ijs, het IJsselmeer vanzelfsprekend nog niet. Tengevolge van de harde wind plus de regen, is het ijs er véél eerder uit dan was verwacht en zo kan ik voor het eerst na ruim vijf weken mijn dagelijkse notities beëindigen.
11 maart. Na een nieuwe week van flinke dooi, neemt het weer toch weer een winters karakter aan, koude noordoostenwind met een paar graden vorst. Ook op 12 en 13 maart vorst tot –4 graden, maar dat is normaal voor de maand maart.
Blik op het dik besneeuwde Schellinkhout. Foto: Gerben Kazimier.
14 maart. Flinke sneeuwval, noordoostenwind en 3 graden vorst. Vanavond weer sneeuw en temperaturen om het vriespunt. Op het IJsselmeer drijven nog steeds grote ijsvelden die de scheepvaart belemmeren.
15 maart. Het kwakkelweer houdt aan, maar vorst van betekenis behoeven we – gelukkig maar – niet meer te verwachten. Hoewel de winter van 1955/56 zeker niet als “zeer streng†geboekstaafd zal worden, heeft deze zéér koude februari het karakter wel sterk beïnvloed. Met inbegrip van november en maart bedraagt het karaktergetal (methode Hellmann) 210,7 en dat is zeker de moeite van het vermelden waard. En hiermee sluit ik mijn aantekeningen over 1955/56 af. We hebben prachtig geschaatst, we hebben een Elfstedentocht gereden en dit laatste zal ik wel niet meer overdoen!â€Â
Hiermee beëindigen we het eerbetoon aan de winter van 1955-’56. De heer Grootes trouwens, zou ook in de navolgende jaren van de schaatssport blijven genieten indien mogelijk, en bleef ook zijn winteraantekeningen voortzetten. Uiteindelijk werden al deze gegevens na de strenge winter van 1978-’79 gebundeld in het boek “50 jaar Zaanse ijskroniekenâ€Â. Ook ná deze winter bleef Nico Grootes echter bij zijn gewoonte. Zo maakte hij nog een aantal slappe, maar ook de koude winters van 1985, 1986 en 1987 mee. In de zomer van 1988 rees het plan om een twééde boek uit te geven, ditmaal met een bundeling van zéstig winters van 1929 tot en met 1988. Helaas kwam dat er niet meer van, want in het najaar van 1988 kwam de heer Grootes onverwacht te overlijden. Wat rest zijn aangename winterherinneringen, beleefd en opgeschreven door een schaatsliefhebber, die middels zijn boek en de verhalen van vandaag en eergisteren tot op de dag van vandaag levend zijn gebleven…
Bron: Meteo Consult | Gewijzigd: 14 december 2010, 23:47 uur, door Onweerfreak