De ozonafbraak in de ozonlaag boven de Zuidpool is dit jaar ongeveer 40 tot 60% minder dan in de voorafgaande 5 jaar. Dat laten metingen van het Nederlands/Finse Ozon Monitoring Instrument aan boord van de Amerikaanse AURA satelliet zien. Minder ozonafbraak past in de verwachting dat de ozonlaag zich de komende decennia geleidelijk herstelt, maar een dergelijk grote verandering is niet toe te schrijven aan de langzame afname van stratosferisch chloor van 0.5-1% per jaar. De verminderde ozonafbraak dit jaar blijkt te worden veroorzaakt door ongebruikelijke meteorologische omstandigheden.
In juli en augustus deed zich in de stratosfeer boven de Zuidpool een fenomeen voor dat bekend staat als een “sudden stratospheric warmingâ€Â: een plotselinge snelle opwarming in de ozonlaag. De stratosfeer is de atmosferische laag tussen 15 en 35 km hoogte waarin zich veel ozon bevindt dat ons beschermt tegen schadelijke ultraviolette straling. Het precieze mechanisme van dit soort opwarmingen is nog steeds niet geheel begrepen, maar doen zich regelmatig voor en vinden hun oorsprong in de troposfeer, de onderste laag van de atmosfeer waar ons weer zich afspeelt.
Het ozongat ontstaat door de schadelijke werking van chloor welke normaal gesproken in de ozonlaag aanwezig is in verbinding met stikstofoxiden. Echter, via complexe chemische processen kan chloor vrijgemaakt worden tijdens de polaire winter boven het zuidpoolgebied. Bij temperaturen onder de -78°C worden stikstofoxiden uit de stratosfeer verwijderd. Het aanwezige chloor kan zich niet chemisch binden en als in het voorjaar het zonlicht aan kracht wint kan het chloor zijn schadelijke werk gaan doen.
Weliswaar zakt elk jaar de temperatuur in de Antarctische stratosfeer tot onder de -78°C, maar niet heel veel lager. Een kleine temperatuurstijging van een paar graden kan er dus voor zorgen dat er aanzienlijk meer stikstofoxiden in de stratosfeer achterblijven. Uit recente metingen van het Amerikaanse MLS (AURA) instrument blijkt inderdaad ook er nog altijd stikstofoxiden aanwezig zijn in de stratosfeer boven Antarctica.
Dit jaar begon zich de ozonafbraak dan ook pas in de loop van september te manifesteren, daar waar normaal gesproken de eerste signalen al half augustus zichtbaar worden. De waarnemingen van OMI laten zien dat de hoeveelheid ozon sindsdien stevig is gedaald, maar de afbraak liep ver achter in vergelijking met de voorgaande vijf jaar. Begin oktober was de ozonafbraak nog altijd 40-60% minder. De verwachting is dat de ozonafbraak stopt in oktober – zoals gebruikelijk - waarna het ozongat begint op te vullen en begin december weer verdwenen is.
Uit bestudering van historische satellietwaarnemingen blijkt dat een plotseling opwarming van de stratosfeer zich vaker voordoet. In 2002 was er een bijzonder grote opwarming waardoor het ozongat in september snel uit elkaar viel. In 1988 was er in juli en augustus een stratosferische opwarming vergelijkbaar met dit jaar, en ook toen werd de eerste ozonafbraak pas zichtbaar in de loop van september. Een kleine temperatuurstijging in de Antarctische stratosfeer in juli en augustus van slechts een paar graden heeft dus niettemin grote gevolgen voor de vorming van het ozongat. Dit soort gebeurtenissen maken het moeilijk om het verwachte langzame herstel van de ozonlaag vast te stellen.
Bron KNMI