De opwarming van de aarde heeft ook gevolgen voor de kringloop van het water. De waterkringloop is het proces waarbij water op aarde, zoals het zeewater verdampt. Daaruit vormen zich de wolken waaruit neerslag kan vallen. Zo komt het water uiteindelijk weer terug op aarde en komt het terecht in rivieren of in de bodem. De verandering van het klimaat heeft invloed op de waterkringloop. Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koelere lucht. De hoeveelheid waterdamp neemt per graad opwarming ongeveer 6 procent toe. Bovendien neemt de verdamping met ongeveer 2 procent per graad warmer toe. De hoeveelheid neerslag is gemiddeld over de aarde gelijk aan de verdamping. Dat betekent dat de gemiddelde neerslag dus ook met 2 procent toeneemt.
Omdat de hoeveelheid waterdamp door de opwarming sterker toeneemt dan de verdamping blijft de waterdamp ook langer in de atmosfeer zitten. De verblijftijd van waterdamp neemt dus toe. Het duurt daardoor, eenvoudig gesteld, langer voordat de volgende bui komt maar als er een bui komt valt er ook flink wat in korte tijd. De opwarming van de aarde leidt dus tot meer neerslag, maar het regent wel minder vaak en dan ook harder. Dit soort veranderingen gelden gemiddeld over de hele aarde. Regionaal op kleinere schaal kan de opwarming van de aarde andere gevolgen hebben voor de neerslag.
In Nederland is de jaarlijkse neerslag vanaf 1906 toegenomen met 18 procent. Dit komt vooral voor rekening van de winter en de herfst met in beide seizoenen 26 procent meer neerslag. De toename hangt deels samen met het feit dat warmere lucht meer waterdamp kan opnemen. Een rol in de toename speelt ook de wind die vaker uit het vochtige westen waait. Het KNMI heeft vier klimaatscenario’s uitgewerkt voor het jaar 2050, zowel voor het zomer- als winterseizoen. Kenmerkend voor alle vier scenario’s is dat de winters gemiddeld natter worden en de extreme neerslaghoeveelheden toenemen. Dat betekent heftiger buien in de zomer met veel in korte tijd maar het regent minder vaak.
Bron KNMI
Als de luchttemperatuur hoger wordt kan de lucht meer vocht bevatten.
Om het te laten regenen is er een temp. daling nodig.
Waarom wordt er dan verondersteld dat er meer regen gaat vallen?
Wellicht meer in kortere tijd dan op andere plaatsen, maar meer?
Als de hoeveelheid waterdamp per graad 6 procent toeneemt, hoe kan dan de verdamping maar met 2 procent toenemen? Dit moet toch gelijk aan elkaar zijn? Hoe worden die procenten met elkaar vergeleken? En ten opzichte waarvan?
Hoeveelheid t.o.v. de absolute hoeveelheid waterdamp?
eigenlijk kan ik niets met dit bericht.
Graag uitleg,
Bedankt alvast
Groet | Gewijzigd: 29 september 2010, 23:32 uur, door MarkNL