De magnetische velden van de verre ijsreuzen Uranus en Neptunus gedragen zich abnormaal. Een bizarre soort water is de oorzaak. Stel je een lichtgevend goedje van 2000 graden, bestaande uit een rooster van zuurstofionen waar waterstofionen als vloeistof doorheen stromen. Een totaal doorgeslagen idee van een derderangs SF-schrijver? Nee, de verklaring voor de vreemde magneetvelden van Uranus en Neptunus, blijkt uit berekeningen.
Superionisch water is de naam voor deze bizarre toestand van water, die zich zowel als een vloeistof als een vaste stof kan gedragen. De berekeningen vereisen drukken van 7 miljoen atmosfeer en een temperatuur van 6000 graden: de temperatuur aan de oppervlakte van de zon. De superionische waterlaag loopt dan van de kern tot halverwege de planeet. Omdat het hier om een vloeistof gaat zou je in theorie stijgende en weer dalende stromen moeten krijgen, wat een normaal magnetisch veld opwekt. Dat dat niet gebeurt verklaren de onderzoekers uit het feit dat het lichtgevende ijs warmtestraling doorlaat. Op die manier hoopt de warmte zich niet op en wordt deze overgedragen aan ondiepere planeetlagen. Hier vormen zich kleinere convectiecellen, die elk een ander magneetveld opwekken. Aan een kompas heb je dus niet zoveel op Uranus en Neptunus.
Lees ook: