Als regen wordt verwacht wordt er tegenwoordig bij vermeld hoeveel er ongeveer gaat vallen. De computer maakt berekeningen gebaseerd op weermodellen, maar vooral bij buiig weer kunnen de hoeveelheden lokaal sterk uiteenlopen. Bovendien kan de activiteit van de neerslag afnemen of groter worden. Vooral neerslag bij een front, een scheiding tussen luchtsoorten, kan intensiever worden. In dat front kan een kleine storing ontstaan. Meteorologen spreken dan van een frontale golf of een golvend front. Een frontale golf zorgt er niet alleen voor dat het harder gaat regenen, maar ook dat het neerslaggebied vertraagt. Dan kan het langer duren voor de neerslag ons bereikt of blijft het langer regenen.
In de zomer valt de regen in grotere hoeveelheden dan in de winter. Door de warmte kunnen fikse buien ontstaan, waardoor in korte tijd meer regen valt dan bij buien in de winter. In de nazomer en herfst vallen de zwaarste buien vaak aan zee, omdat de warme zee de buien activeert.
Gemiddeld over juni, juli en augustus lopen de hoeveelheden uiteen van 180 millimeter langs de Noordhollandse kust tot 215 millimeter in het binnenland. Aan de kust valt in de herfst omstreeks 250 millimeter. Zware buien leveren soms meer dan 20 millimeter in een kwartier op, wat leidt tot wateroverlast. De grootste hoeveelheden vallen tijdens onweersbuien. Op buiige dagen zijn hoeveelheden van tientallen millimeters geen uitzondering.
Bron KNMI