In ons land valt jaarlijks gemiddeld 800 mm neerslag. Die hoeveelheid valt vrij gelijkmatig verspreid over het hele jaar al zijn er regionaal wel seizoensgebonden verschillen. In het voorjaar is de kuststrook door het koudere zeewater droger dan het opwarmende binnenland. In de zomer is het binnenland het warmst en ontstaan daar de zwaarste buien. In de herfst is het zeewater warmer dan het snel afkoelende binnenland, waardoor de kuststrook juist natter is dan het binnenland. In de winter zijn de verschillen minder groot. Het regent in zomermaanden minder lang dan in de winter. In de winter kan langdurig (mot)regen vallen, die in een uur weinig oplevert maar over een langer tijdvak nog een behoorlijke hoeveelheid achterlaat. In de zomer valt de neerslag vooral in de vorm van buien. Dat hangt samen met de warmte en daarmee de grotere onstabiliteit van de atmosfeer. De intensiteit van de neerslag varieert dus per seizoen.
Tijdens de buien kan in korte tijd veel regen vallen. Het KNMI spreekt van een wolkbreuk bij 25 millimeter of meer millimeter in een uur, en/of minstens 10 millimeter in 5 minuten. Een willekeurige plaats in ons land krijgt gemiddeld eens per tien jaar een wolkbreuk. Naast deze kortdurende intensieve neerslag, wordt het aantal dagen bijgehouden waarop tenminste één officieel neerslagstation 50 millimeter of meer in een etmaal meet. Dat worden dagen met zware neerslag genoemd. Zulke natte dagen komen in Nederland gemiddeld eens in de zeven tot tien jaar voor. De laatste jaren neemt dit aantal toe.
De uitzonderlijkheid van extreme neerslaghoeveelheden wordt in kaart gebracht aan de hand van de herhalingstijd voor verschillende plaatsen. In De Bilt valt bijvoorbeeld eens per 10 jaar in 12 uur tijd minstens 46 mm. Een neerslaghoeveelheid van 46 mm in 12 uur tijd heeft dus een herhalingstijd van 10 jaar. Een herhalingstijd van 100 jaar geldt voor bijvoorbeeld 68 mm in 12 uur en voor 127 mm in een week.
In Nederland is de jaarlijkse neerslag vanaf 1906 toegenomen met 18 procent. Dit komt vooral voor rekening van de winter en de herfst met in beide seizoenen 26 procent meer neerslag. De toename wordt deels veroorzaakt doordat warmere lucht in het opgewarmde klimaat meer waterdamp kan opnemen. Bovendien waait de wind vaker uit het vochtige westen wat ook een rol speelt in de toename.
Het KNMI heeft vier klimaatscenario’s uitgewerkt voor het jaar 2050, zowel voor het zomer- als winterseizoen. Kenmerkend voor alle vier scenario’s is dat de winters gemiddeld natter worden en de extreme neerslaghoeveelheden toenemen. Dat betekent heftiger buien in de zomer met veel in korte tijd maar het regent minder vaak.
Bron KNMI