In de weersverwachtingen wordt het weertype soms omschreven als schraal. Dan is het relatief koud en staat er veel wind uit noordoost of oost. Daarmee wordt droge lucht (relatieve vochtigheid minder dan 40 procent) aangevoerd, die een lange weg over land heeft afgelegd.
Onderweg naar het zuiden wordt de van oorsprong koude poollucht geleidelijk minder koud en relatief steeds droger. Als er bovendien weinig of geen bewolking in voorkomt dan krijgt de hemel overdag een donker blauwe kleur en is de zonnestraling zeer intensief. Dat komt doordat de lucht weinig vochtdruppeltjes bevat waardoor het witte zonlicht weinig wordt verstrooid.
Het temperatuurverschil tussen dag en nacht, de dagelijkse gang, is onder zulke omstandigheden groot, in het voorjaar als de zonnestraling aan kracht wint soms meer dan 20 graden. Overdag loopt de temperatuur dan flink op, terwijl de warmte 's nachts ongehinderd wordt uitgestraald en het flink afkoelt. Vooral wanneer de wind 's nachts gaat liggen kan de temperatuur sterk dalen. Blijft het ook na zonsondergang waaien dan wordt de afkoeling getemperd en koelt het buitenshuis op windbeschutte plaatsen het sterkst af.
Onder deze omstandigheden is er tot laat in het voorjaar een grote kans op vorst aan de grond, dat wil zeggen vorst op een hoogte van 10 centimeter boven kort geknipt gras. In het najaar en de winter kan het dan ook op de normale waarnemingshoogte van anderhalve meter tot vorst komen. De zon heeft dan bovendien niet zoveel kracht meer waardoor het ook overdag koud blijft. In de wind voelt het extra koud aan doordat de afkoelingssnelheid en daarmee het warmteverlies (ook wel wind-chill genoemd) in de droge lucht heel groot is.
Bron KNMI