Ook China valt ten prooi aan verwoestijning. Op amper tachtig kilometer van Peking vallen gezinnen en dorpen ten prooi aan de snel oprukkende Gobiwoestijn. In 1998 besloot de toenmalige eerste minister When Zhu Rongji om een gordel van bomen aan te leggen als "grote groene muur" tegen het zand. Dat heeft voor sommige boeren soelaas gebracht, maar het roept ook twijfels op. "In sommige regio's is de trend onder controle" zegt Wu Wei, wetenschapper aan de universiteit van Peking. "Maar over het algemeen is het erger geworden."
Verdriedubbeld
Hoewel China twaalf miljoen dollar per jaar uitgeeft aan de strijd tegen de woestijn, is al één vijfde van het Chinese grondgebied ten prooi gevallen aan het zand. Volgens een team van wetenschappers uit Nanjing is de woestijn sinds de jaren vijftig verdriedubbeld.
Wetenschapper Wang Xunming van de gerenommeerde Chinese Academie van Sociale Wetenschappen vreest dat in de tweede helft van deze eeuw de droge en semi-droge gebieden in het noorden van China veranderd zullen zijn in zandduinen of op zijn minst zeer droge steppegebieden. "Het overleven van de bevolking is in gevaar", zegt Wang, die het probleem aan de klimaatverandering wijt.
Volgens Liu Tuo van het Bureau voor de Preventie en Controle van Verwoestijning is er niet alleen gevaar voor de bevolking, maar ook voor de biodiversiteit. "Ongeveer 15 procent van de dier- en plantensoorten in de regio zijn nu al met uitsterven bedreigd."
©hbvl.be