Alle verreden Elfstedentochten zijn natuurlijk per definitie legendarisch. Maar één steekt er met kop en schouders boven uit: die van 18 januari 1963. Binnenkort gaat er een film in première over deze buitengewone dag: De Hel van ’63.
Barre omstandigheden
De Elfstedentocht van 1963 kent barre omstandigheden. Bij de start van de Elfstedentocht vriest het meer dan 15 graden. En bovendien trekt de oost- tot noordoostenwind stevig aan – de wind bereikt op station Leeuwaarden die dag enige tijd windkracht 6 – waardoor de gevoelstemperatuur nog vele malen lager ligt. ’s Ochtends vroeg, in de duisternis, zijn de scheuren in het ijs nauwelijks te zien en vallen de eerste gewonden.
Slechts een op de honderd schaatsers behaalt uiteindelijk de eindstreep. De grote winnaar wordt Reinier Paping. Met zijn overwinning schrijft hij schaatsgeschiedenis. Van de 568 wedstrijdrijders weten er slechts 57 binnen de vereiste twee uur na de winnaar binnen te komen. Door het ijskoude weer en het soms slechte zicht nemen van de 9294 tourrijders slechts 69 deelnemers het felbegeerde Elfstedenkruisje in ontvangst.
De film
Tussen de duizenden die een startbewijs veroveren, bevinden zich soldaat Henk Buma (Cas Jansen), boerenzoon Sjoerd Lelkama (Lourens van den Akker), arbeider Kees Ferwerda (Chris Zegers) en verpleegkundige Annemiek (Chava voor in ’t Holt). Alle vier hebben zo hun reden om deze tocht der tochten te rijden. Door de dramatische en heroïsche gebeurtenissen zal deze Elfstedentocht, ook voor Henk, Sjoerd, Kees en Annemiek, als een van de meest legendarische de geschiedenis ingaan.
De première van De Hel van ‘63, deels opgenomen in Lapland en met het acteerdebut van een aantal helden van toen (Reinier Paping, Jan Uitham en Jeen van den Berg), vindt plaats op zondag 13 december in de WTC Expo Frieslandhallen te Leeuwarden, van oudsher de plaats waar de start en finish van de Elfstedentocht plaatsvindt. Vanaf 17 december is De Hel van ‘63 in meer dan 100 bioscopen in Nederland te zien. De film is geregisseerd door filmmaker Steven de Jongh. Kijkwijzer: 12 jaar en ouder.
Bronnen: artikel is grotendeels samengesteld uit tekst op de website van de film www.deHelvan63.nl, deels aangevuld en aangepast met eigen informatie (Meteo Consult).
In de winter van ’63 was ook de Waddenzee bevroren. Niet helemaal uniek, want er waren eerdere strenge winters waar dat gebeurd was. In ‘28/’29 zijn ze zelfs met auto’s naar de eilanden gereden. In ’63 lag er echter geen gladde ijsvloer; het was een aaneenschakeling van ijsschotsen en scheuren overdekt met sneeuw. Jan Abrahamse en Jaap Buwalda waren in die tijd studenten geografie uit Groningen en hadden al een aantal malen in de zomer het wad overgestoken. Na bergbeklimmen en speleologie zochten ze een hobby wat dichter bij huis. Ze gingen toen wat ze noemden bergbeklimmen in twee dimensies. In de winter van 1963 zouden ze uiteindelijk tweemaal oversteken naar Schiermonnikoog en drie pogingen doen om Terschelling te bereiken. Dat laatste lukte niet vanwege een vaargeul die maar niet wilde dichtvriezen. Op Schiermonnikoog werden de wadloopactiviteiten met argusogen bekeken, want men vond het daar veel te gevaarlijk om deze oversteek te maken. Abrahamse herinnert zich vooral het prachtige zicht op het kruiende ijs voor Terschelling dat wel hoogten kon bereiken van 8 meter. Bij hun tocht naar Terschelling werden ze vergezeld door twee verslaggevers van de Leeuwarder Courant en nog twee andere vrienden.
Bij de tochten naar Schiermonnikoog logeerden Abrahamse en Buwalda steeds in het bekende hotel van der Werff. De legendarische Juffrouw Dien zorgde voor de warme ontvangst en een warm bad. “Voor die tochten smeerden we ons steeds helemaal in met uierzalf. Je kreeg het dan absoluut niet koud, maar je stonk een uur in de wind. Zelfs met een heerlijk bad was die zalf niet van je lijf te krijgen en de lucht dus niet te harden,†vertelt Abrahamse.
Voor Abrahamse en Buwalda waren de tochten over het ijs, maar ook de wadlooptochten in de zomer vooral avontuur. Maar tegelijkertijd was het een geografische verkenning en brachten ze precies in kaart hoe je kon lopen over het wad; waar de geulen en het wantij lagen. Bij een van hun lezingen die ze hielden over het wadlopen was ook de toenmalige directeur van de VVV Pieterburen aanwezig, Hylke Dijkstra. Die was gegrepen door het verhaal en zag de mogelijkheid om vanuit Pieterburen de tochten commercieel op te gaan zetten. Zo is het wadlopen op grote schaal begonnen.
Deze winter raakte Schiermonnikoog volledig geïsoleerd. Alleen via de Noordzee was de zuidwest punt van het eiland bereikbaar. En dan nog alleen via een houten aanlegsteiger die de zee in was gebouwd. De bevoorrading met kolen en andere bulkgoederen van het eiland lukte alleen nog via deze weg en via de lucht. Vanaf Leeuwarden werd er een luchtbrug onderhouden. Rond de jaarwisseling was het eiland onbereikbaar geworden voor de gewone veerdienst. Dhr. Koning, destijds leraar op de lagere school, had de feestdagen doorgebracht op het vaste land en werd met het vliegtuig naar het geïsoleerde eiland teruggebracht. Hij herinnert zich nog goed hoe iedereen elkaar hielp in die winter. “Je was weer met eilanders onder elkaar. Geen toeristen meer. We verlangen nog regelmatig terug naar die winter. Alle kolenvoorraden werden gedeeld. Verder ging het gewone leven verder. De school was gewoon open en er was voldoende in de winkels te krijgen,†zegt Koning. Omdat het eiland geïsoleerd was, had men meer tijd voor elkaar. Men organiseerde schaatswedstrijden onder elkaar en er werden feesten georganiseerd waar men het nu nog over heeft.
Jan Berend Bazuin, zoon van de kruidenier, die destijds al meewerkte in de winkel herinnert zich nog dat er op een gegeven moment het verhaal ging dat er voedseltekorten zouden zijn. In een toelichting daarop heeft zijn vader toen aan journalisten verteld, dat er misschien geen Felix kattenbrokjes meer waren, maar nog wel andere merken. Kieskeurig als de mensen toen al waren, spraken ze dus over tekorten, maar niemand heeft echt honger hoeven lijden. Bazuin weet nog hoe de fabrikant van Felix op het bericht reageerde: “Ze zijn toen met een vliegtuig vol kattenbrokjes naar Schiermonnikoog gevlogen en hebben die toen boven het eiland gedropt.â€
Bazuin vertelt ook dat hij als een van de laatsten over het ijs gelopen heeft naar het vaste land. Zijn moeder was ziek en lag in het ziekenhuis van Groningen. Met een paar vrienden heeft hij de tocht gemaakt. Die vrienden zijn toen weer teruggegaan en Bazuin is met de bus naar zijn moeder geweest. De volgende dag wilde hij terug over het ijs, maar de dooi had toen al te sterk ingezet en was het niet meer verantwoord om over het ijs te lopen.
© Geschiedenis | Gewijzigd: 11 december 2009, 19:54 uur, door talkyr86