Nog even, en november staat op de kalenders. Op de diverse weerfora begint het bij de winterliefhebbers al te kriebelen. Sterker nog, al vanaf half oktober worden er kaarten bijgesleept voor wel twee weken vooruit, omdat daarop een zogenaamd ‘Scandihoog’ was verschenen (voor de leek: dat is een hogedrukgebied dat ergens boven Noorwegen, Zweden of Finland ligt). Ja, áls zo’n hoog nou eens precies goed zou gaan liggen, dan zóu er koude lucht naar ons land uit kunnen stromen en een vroeg wintertje is een feit.
De kans dat dit daadwerkelijk lukt zo eind oktober – begin november is natuurlijk nog erg klein. De winterfanaat houdt zich vaak vast aan de strohalmen uit het verleden, zoals november 1980, of meer recent, oktober 2003. In deze tijd van het jaar wordt door weerliefhebbers soms ook de ‘doctrine van Postma’ van stal gehaald. En die doctrine zullen we nu eens nader gaan bekijken.
De doctrine van Postma.
Nu het winterseizoen begint te naderen, maken de winterliefhebbers op de forums elkaar ‘warm’ door alvast een paar mooie plaatjes te posten uit vorige boeiende winters. Ook wordt er soms uitgeweken naar streken boven de poolcirkel of heel hoog in de bergen, waar de winter nu eenmaal veel vroeger invalt dan bij ons, áls hij hier al invalt… Daarnaast wordt er soms gegraven in weerkaartenarchieven, om daaruit de meest boeiende ‘winterkaarten’ uit het verleden op te diepen.
Vorige week werd op het Belgische weerforum dat laatste ook gedaan door een forumlid, die een drietal kaarten toonde uit het begin van een van de meest legendarische winterperiodes in ons land, namelijk van begin februari 1956. Die kaarten staan hiernaast ook weergegeven en zijn voor winterliefhebbers inderdaad om te likkenbaarden, althans het eerste en het laatste paar kaarten van respectievelijk 1 en 9 februari. Het middelste paar, van 5 februari, ziet er voor winterliefhebbers echter een stuk minder florissant uit, ja zelf bijna hopeloos… “Maarâ€, zo merkte de persoon op die dit bericht had geplaatst: “In een koude winter worden alle zachtere oplossingen ook koud, dus de winter ging gewoon door!†En daarna werden de kaarten van 9 februari 1956 getoond, die inderdaad weer ‘berenkoud’ waren.
De weerkaart van 1 februari 1956, was er eentje om van te likkenbaarden voor de winterliefhebber. Een kouinval volgens het boekje!
De bijhorende temperaturen op het 850 hPa vlak. Een koude bel met temperaturen tot onder de -25 graden stond toen op het punt ons land te veroveren!
De weerkaart van vier etmalen later zag er voor wat betreft winterse perspectieven, een stuk minder florissant uit. De as van het hogedrukgebied was ten zuiden van ons land terechtgekomen en de wind dreigde naar het westen te draaien.
Ook de bovenlucht was vier etmalen later sterk opgewarmd, maar nog wel koud boven ons hoofd. Vanuit het westen leek er ook op hoogte zachtere lucht binnen te gaan stromen.
Opnieuw vier etmalen later, het was inmiddels 9 februari 1956 geworden, was dat beeld opnieuw drastisch veranderd en wederom 'diep winters' geworden.
Dat was ook te zien als we van die datum de bovenluchttemperaturen bekijken. Opnieuw was een bel met zeer koude lucht op transport richting ons land gezet! Zie we hier een bevestiging van de doctrine van Postma? Nee, eigenlijk niet, zoals hiernaast wordt uitgelegd.
Zonder het misschien te beseffen, had dit forumlid zich bediend van de doctrine van Postma, waarvan de strekking als volgt luidt: “In een koude winter pakken alle zacht lijkende verwachtingen in werkelijkheid een stuk kouder uit, terwijl in een zachte winter alle koud lijkende verwachtingen belangrijk zachter uitpakken.†Er vallen wel een paar kritische noten te kraken over deze stelling, maar voor we dat doen, blikken we even terug naar de persoon die Postma was.
Een zeer kundig meteoroloog.
Dr. Klaas Rienk Postma was een zeer kundig meteoroloog die door zijn collega’s bijzonder gewaardeerd werd. Ik heb deze aimabele man één maal ontmoet en gesproken, toen ik als mede auteur aanwezig was tijdens de feestelijke presentatie van het boek ‘weer een eeuw’ op 29 februari 2000. Postma was toen al hoogbejaard en hij overleed ruim vijf jaar later, op 92-jarige leeftijd.
Dr. klaas Rienk Postma in zijn jaren na zijn pensionering.
Tientallen jaren heeft Postma op het KNMI gewerkt, vanaf 1938 toen hij werd aangesteld als wetenschappelijk assistent, tot zijn pensionering in 1978, maar ook daarna kwam hij nog zeer regelmatig buurten op het KNMI. Hij werd geroemd door zijn grote analytische vermogen. Hij introduceerde in 1951 het eerste Nederlandse weerkaartje voor het NTS-journaal en was een van de weinigen die aan de vooravond van de watersnoodramp uit 1953 voorzag dat het helemaal fout zou gaan. Helaas waren de communicatiemiddelen in die tijd verre van toereikend om zijn bevindingen voldoende onder de aandacht van het publiek te brengen, dit tot zijn eigen frustratie. Het jaar daarvoor was Postma benoemd tot directeur van de afdeling ‘weerdienst en luchtvaartmeteorologie’ en in 1968 werd hij plaatsvervangend algemeen directeur van het KNMI. Al jaren daarvoor, in 1959, was Postma koninklijk onderscheiden, een eer wat maar weinig meteorologen hem kunnen navertellen. Postma is dus ook bekend van de doctrine, die we hierboven hebben weergegeven.
De doctrine is onjuist?
Letterlijk bezien, is de doctrine van Postma echter onjuist en het is gemakkelijk in te zien waarom. Ten eerste is pas achteraf, op 31 maart van ieder jaar te zeggen of de voorbije winter zacht, gemiddeld of koud was. Terugkijkend kan men zo stellen dat in een slappe kwakkelwinter of in een nóg zachter winterseizoen eventuele koude oplossingen in de weermodellen kennelijk op een fiasco waren uitgedraaid, terwijl in een strenge winter met aanhoudende vorst eventuele krachtige en langdurige dooiaanvallen die werden aangekondigd evenmin gerealiseerd werden. De doctrine kan aldus alleen achteraf zijn gelijk bewijzen en niet tijdens het verloop van een willekeurige winter. Het probleem is namelijk dat als de doctrine juist is, Nederland alleen maar zachte winters zou kennen, óf juist hele koude! Voor een zogenaamde ‘gulden middenweg’ biedt de stelling geen ruimte.
Als we teruggaan naar het begin van dit verhaal, dan zou een winter à la 1956 niet voor kunnen komen. Het curieuze is namelijk dat de winter van 1956 tot eind januari erg zacht was verlopen. Tot en met 29 januari stond de zogenaamde ‘vorstsom’ voor De Bilt op een schamele 68.9 punten en op dat moment stond deze winter nog net in de top tien van de meest vorstarme winters sinds 1901. De vorstsom is een simpele maat voor de hoeveelheid vorst in een winter, die men verkrijgt door van ieder etmaal de minimum- en maximumtemperatuur op te tellen, voor zover deze onder nul ligt. Het minteken wordt daarbij weggelaten en positieve temperaturen leveren geen bijdrage op. Een dag met een minimum van -5 graden en een maximum van +2 graden levert dus vijf punten op, een dag met -8 om -2 graden dus tien punten.
Ruim de helft van de winter van 1956 zat er dus al op, toen er een recordkoude februari volgde. Volgens de doctrine van Postma zou dat dus niet kunnen, want de winter was immers tot op dat moment zacht verlopen!
Uiteraard is het omgekeerde ook voorgekomen en voor een voorbeeld hoeven we veel minder ver terug in de tijd te gaan. De winter van 1997 begon zeer koud. Sterker nog, op 12 januari 1997 was de vorstsom al opgelopen tot 288.8 punten. Slechts één winter sinds 1901 was tot die datum nog vorstrijker verlopen en dat was de legendarische winter van 1963, die op 12 januari al op 344.5 punten stond. Daar waar het in 1963 na 12 januari gewoon bleef doorwinteren, was in 1997 de koek plots op. De totale vorstsom van het hele winterseizoen kwam in 1997 namelijk op 326.6 punten uit, dus er kwamen minder dan veertig puntjes bij. Volgens de doctrine van Postma zou dat net zo goed onmogelijk zijn geweest dat de op één na strengste winter in een eeuw tijd zo plots als een nachtkaars zou uitgaan.
Uiteraard zijn er in de afgelopen eeuw nog genoeg andere winters geweest die vroeg begonnen, maar al snel hun kruit verschoten, of die juist een late eindsprint in petto hadden. Ook is er een heel legertje winters te vinden die zacht begonnen en eindigden, maar juist halverwege het seizoen een leuke vorstperiode opleverden. Moeten we Postma nu postuum aan de schandpaal nagelen, omdat zijn stelling achteraf bezien totaal niet klopt? Welnee! Deze zeer deskundige meteoroloog wist echt wel waar hij het over had…
Postma bedoelde het anders!
Nee, de doctrine van Postma wordt door menige weerliefhebber en soms zelfs door meer ervaren meteorologen, gewoon onjuist vertaald, waarvan het aangehaalde geval op weerwoord betreffende de winter van 1956, een duidelijk voorbeeld is. Postma bedoelde het echter anders, hetgeen we nu zullen uitleggen.
Er moet in de atmosfeer heel wat gebeuren, wil het in ons land stevig en ook langdurig winteren. En als dat gebeurt, is het in de landen ten oosten, en zelfs ten zuiden van ons, vaak ook flink koud geworden. Aan de andere kant komt het maar weinig voor dat als het langdurig zacht is in ons land, de winter toch spreekwoordelijk ‘op de loer’ ligt. Bij langdurige westelijke tot zuidwestelijke winden wordt de vorst ook gedurende hartje winter geregeld tot in Lapland of tot ten oosten van Moskou verdreven.
Bekijk in dat licht eens de twee laatste weerkaarten die hieronder zijn geplaatst, en probeer daar eens een temperatuurverloop bij te bedenken, als de enige aanvullende informatie bij deze kaarten is dat ze dateren van begin januari. Op de eerste kaart is het rustig in onze omgeving, zoveel is wel duidelijk. Van ‘bar winterweer’ lijkt echter totaal geen sprake te zijn. De zwakke wind aarzelt uit richtingen tussen noordoost en noordwest en het lijkt niet ondenkbaar dat in deze stroming zachte en vochtige Noordzeelucht met mist en lage bewolking het land opwandelt. Evenmin is het duidelijk of het boven Duitsland, waar het net zo rustig is als bij ons, wél koud is. Als we vertellen dat het hogedrukgebied in de afgelopen dagen langzaam van de Golf van Biskaje naar het noordwesten is gewandeld, dan gooit menige winterliefhebber nu de handdoek in de ring…
Een weerkaart, waarvan wij alleen vertellen dat hij dateert van begin januari. Wat voor temperaturen zouden rondom dit tijdstip in ons land zijn gemeten met deze weerkaart? En als we hierbij vertellen dat de dagen daarvoor het hogedrukgebied boven de Golf van Biskaje lag en langzaam in noordwestelijke richting trok, doet dat uw mening veranderen?
Dezelfde vraag kunnen we stellen bij deze weerkaart, waarbij we alleen vertellen dat ook deze weerkaart uit begin januari stamt.
In werkelijkheid hoort deze weerkaart bij een der koudste winterdagen in de afgelopen honderd jaar! Wat dacht u van een maximumtemperatuur van -7.7 graden in Vlissingen? Of van zelfs -11.6 graden in Eelde? In de nacht waaruit deze kaart stamt, daalde het kwik in het binnenland hier en daar tot onder de -20 graden. Twee dagen later zou er een Elfstedentocht worden gereden en daarna bleef het nog meer dan een week aanhouden flink vriezen. De getoonde kaart dateert namelijk van 2 januari 1997.
Ja, en dan die tweede kaart, ook ergens uit begin januari. Tussen een hogedrukbolwerk boven Noordwest-Rusland en een depressie boven de Golf van Biskaje staat er in onze omgeving een bulderende oostelijke wind. Verder naar het zuiden lijkt zachtere lucht aan de flank van een depressie naar het noorden op te rukken, maar er is niet veel fantasie voor nodig om met deze kaart een winters Europa te zien, waarbij er een dooiaanval in de steigers wordt gezet, die boven Midden-Duitsland en de zuidelijke Benelux jammerlijk stukloopt. Zou er in de dagen voorafgaande aan deze weerkaart niet al dagenlang sprake zijn van sneeuw- en ijspret in ons land?
De waarheid is zeer ontnuchterend. De kaart dateert namelijk van 2 januari 2008, toen er in nagenoeg geheel Europa geen kou voorhanden was. Het trieste resultaat was dan ook dat De Bilt een slechts een viertal bescheiden vorstnachtjes op rij kreeg, met een laagste minimumtemperatuur van -2.4 graden op 2 januari. Na 4 januari bleef het de rest van de maand geheel vorstloos!
Met deze twee voorbeelden in het achterhoofd kunnen we beredeneren wat Postma écht bedoelde met zijn dogma. Een zogenaamde ‘rustige’ of ‘neutrale’ stroming zal, bij een koude (winterse) voorgeschiedenis leiden tot een aanhoudend koud weerbeeld. Bij een zachte voorgeschiedenis echter, zal diezelfde stroming niet tot winterweer leiden. Zó heeft Postma het hoogst waarschijnlijk bedoeld. Hij wist ongetwijfeld heel goed dat, hoe hard het ook vroor, een opstekende stevige circulatie uit het westen tot zuidwesten een forse en aanhoudende dooi zou gaan veroorzaken. Omgekeerd zou, in een tot dan superzachte winter, een stroming waarmee lucht vanuit de omgeving van Nova Zembla naar ons land zou worden gevoerd, leiden tot een flinke vorstinval. Natúúrlijk wist hij dat, want we zeiden het al, Postma was een zeer kundig meteoroloog…
Bron: Meteo Consult