Zodra de herfstkleuren verschijnen laten de wintervoorspellers weer van zich horen. Wordt het een strenge winter of stelt de kou niet veel voor. Zoals zo vaak de laatste jaren. Weersvoorspellingen voor de seizoenen werden eeuwen geleden al gegeven, gepubliceerd in almanakken en vertaald in weerspreuken. Zo bestaan er weerspreuken, die in het herfstweer een voorbode van de naderende winter zien. Veel spreuken wijzen op de winterkou die we na een zachte herfst mogen verwachten: "is oktober warm en fijn, het zal een strenge winter zijn". Uit de cijfers blijkt dat niet: van de vijftien zachtste oktobermaanden van drie eeuwen metingen werden er slechts drie gevolgd door een koude winter. Er zijn ook voorbeelden waarbij een koude oktober gevolgd werd door een strenge winter, zoals in 1939/1940. Andere weerregels zijn gebaseerd op de stand van planeten of het verband tussen zonnevlekken en de winter. Een aantal koude winters in Nederland viel inderdaad samen met een periode met weinig zonnevlekken, maar dat geldt ook voor een aantal zachte winters. Voor ons land ook dat verband dus niet op.
Sommige weerregels zijn de laatste decennia nog eens goed onderzocht en op waarde beoordeeld. Vooral de regels van de Duitse meteoroloog Baur uit de jaren vijftig zijn befaamd. "Is de eerste helft van december in Berlijn meer dan 2 graden warmer dan normaal dan is de kans groot dat de hele winter zacht is". Over een periode van 150 jaar waren er maar 10 uitzonderingen. Ook voor oktober heeft hij een regel: een warme oktober in Midden-Europa met in Duitsland ten westen van de Oder weinig regen wordt vaak gevolgd door een koude januari. De weerkundige Easton ontwikkelde begin vorig eeuw een terugkeercyclus van 89 jaar voor een strenge winter.
In de meetreeks sinds 1706 is die cyclus echter niet te traceren en wisselen koude en zachte winters elkaar in een willekeurige volgorde af. Ook wetenschappers houden zich tegenwoordig bezig met seizoensverwachtingen, maar de winterverwachtingen voor Europa blijken nog weinig waarde te hebben. Zulke prognoses zijn alleen in bepaalde gebieden en bepaalde seizoenen mogelijk. Soms zijn er langzaam veranderende invloeden op het weer, die een voorspelling van het gemiddelde mogelijk maken. Zoals de temperatuur van de Noordzee, die maar langzaam verandert. Daardoor wordt een zachte maand aan de kust vooral in de tweede helft van de winter vaak gevolgd door nog zachter weer.
Het verloop van de herfst met veel zacht weer of al vroeg vorst zegt niets over de naderende winter. Het grillige weer laat zich niet in simpele regels vangen en er is dus weinig zinnigs te zeggen over de komende winter in ons land. Hoogstens dat het vaker dooit. Zachte winters zijn immers in de meerderheid. Ook door de opwarming van de laatste decennia is de kans op een zachte winter toegenomen. Het warmere klimaat betekent niet dat we alleen maar zachte winters krijgen. Er kan nog altijd een koude winter volgen waarin het soms flink kan vriezen, zoals in de vorige winter. De verschillen tussen opeenvolgende winters kunnen heel groot zijn. De kans op kou wordt wel steeds kleiner, maar de uitzondering bevestigt de regel.
©KNMI