De kans dat ergens in ons land binnen een bepaalde tijd een hoeveelheid neerslag valt of meer, wordt overschrijdingskans genoemd. De overschrijdingskans geeft aan hoe zeldzaam een gebeurtenis is. De Wet Tegemoetkoming Schade (WTS), die bij uitzonderlijke situaties in werking treedt, is gebaseerd op dergelijke statistieken.
Om de uitzonderlijkheid van een neerslagsituatie te bepalen wordt bekeken hoe lang het regende, hoeveel er is gevallen en hoe zeldzaam dat is. Voor de Wet op Tegemoetkoming Schade moet de neerslagsituatie in het gebied waar de wateroverlast plaatsvindt een zeldzaamheid hebben van eens in de honderd tot tweehonderd jaar.
Bij de bepaling van de duur van de regen, die aanleiding heeft gegeven tot overstromingen, wordt ook rekening gehouden met regen die eerder viel. Ook een deel van dat water moet immers nog afgevoerd worden en vergroot het risico voor overstromingen en overlast. Vervolgens wordt nagegaan hoeveel regen er op een plaats in die bewuste periode viel, waarna wordt nagegaan of zo'n hoeveelheid binnen die tijd voldoet aan het criterium van eens in de honderd tot tweehonderd jaar.
Uit de statistieken van het KNMI blijkt dat een willekeurige plek in ons land eens in de 100 jaar binnen 24 uur een hoeveelheid krijgt van minstens 73 tot 90 mm en binnen 48 uur minstens 86 tot 105 mm. Ook voor geringere hoeveelheden is de herhalingstijd bepaald. Een willekeurige plaats in ons land krijgt gemiddeld vijf keer per jaar minstens 20 en 24 mm binnen een etmaal; een etmaalsom van minstens 26 tot 32 mm komt ongeveer twee keer per jaar voor en eens per tien jaar valt er minstens 50 tot 62 mm op een dag.
De meeste neersag valt jaarlijks gemiddeld rond Vaals in Zuid-Limburg en op de Veluwe bij Apeldoorn. De kans op zware buien is daar dan ook iets groter dan elders. Ook delen van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht maken meer kans op zware buien met veel neerslag in korte tijd. De jaarsom van de neeerslag is hier echter nauwelijks hoger dan in andere delen van het land.
©KNMI