Heel vaak wordt er in een weerbericht de term front gebruikt. Voor (amateur)meteorologen en weerfanaten is het een duidelijke term. Maar wat houdt deze term precies in? Hoe herkennen we de verschillende fronten op de kaart en wat voor weer brengen die met zich mee?
Wat is een front?
Een front is simpelweg een scheiding tussen warme en koude lucht. Op een weerkaart wordt dit als een lijn weergegeven. De atmosfeer is natuurlijk driedimensionaal, dus meteorologen hebben het dan over een scheidingsvlak. Want zo'n lijn moeten we denkbeeldig naar boven trekken. En die ligt in de hoogte niet op dezelfde plek. Soms ligt die meer naar voren en soms meer naar achter. De lijn op de weerkaart is de scheiding aan het grondoppervlakte.
Herkenning op de weerkaart
Er zijn drie verschillende fronten. Dat vinden we ook op de weerkaarten terug. Een warmtefront aan het grondoppervlakte wordt weergegeven met een rode lijn met halve rood ingekleurde bolletjes, een koufront is een blauwe lijn met blauw ingekleurde driehoekjes en een occlusiefront wordt getekend met een paarse lijn met paars ingekleurde halve bolletjes en driehoekjes. De symbolen “wijzen†altijd in de beweegrichting van het front.
Achter het warmtefront is de lucht warmer dan aan de voorkant en bij een koufront is de lucht kouder. Een front geeft dus aan of de lucht koeler of warmer wordt. Meestal trekt er over ons land eerst een warmtefront over en dan een koufront. Deze fronten noemen we een frontensysteem. De fronten draaien, op het noordelijk halfrond, tegen de klok in om een lagedrukgebied. Als de fronten in elkaar schuiven tot 1 lijn dan noemen we dat een occlusiefront.
Weerbeeld
Bij elk front hoort een ander weerbeeld. Dat heeft te maken met de de verschillende eigenschappen van een front. Een warmtefront is driedimensionaal gezien minder stijl dan een koufront. Warme lucht is namelijk lichter dan koude lucht. Als deze warme lucht tegen koele lucht aanbotst glijdt de warme, lichtere lucht langzaam over de koelere lucht heen. Als koude lucht zich in de richting van warme lucht beweegt dan perst de koude lucht zich onder de warme lucht waardoor de warme lucht snel opstijgt. Opstijgende lucht veroorzaakt wolken, maar de snelheid van opstijging bepaald wat voor wolken we aan de hemel zien.
Warmtefront
Ver voor een warmtefront zien we eerst cirrus (Cc) bewolking. Dichterbij het front gaat deze over in Altocumulus (Ac) en Cumulus (Cu) bewolking die vlak voor het front overgaat in Nimbostratus (Nb). Hier valt lange tijd regen of motregen uit. Het blijft ook na het warmtefront lange tijd bewolkt en het is een stuk warmer.
Koufront
Als een koufront nadert, wordt het zicht slechter . De hemel wordt bedekt met Nimbostratus (Nb) wolken en de hemel wordt vaak erg donker. Doordat de warme lucht zo snel opstijgt ontwikkelen zich convectieve (snel opstijgende) wolken. Die gaan over in Cumulonimbus (Cb) waar in korte tijd veel regen uit valt. Ook waait het vaak flink tijdens passage van een koufront. Na het front is het zicht beter, maar liggen de temperaturen lager.
Occlusiefront
Een occlusiefront kan zowel de eigenschappen van een warmtefront vertonen als die van een koufront. Dat ligt namelijk aan het soort occlusiefront. Als het na het passeren van een occlusiefront kouder wordt dan lijkt het weerbeeld om die van een een koufrontpassage. Wordt het warmer dan is er sprake van een occlusiefront met de eigenschappen van een warmtefront. De plek waar de warmte- en koufront een occlusie vormen heeft het occlusiepunt. In dit gebied valt er dan de meeste regen.
©Weeronline