In het Noordpoolgebied is, met het opkomen van de zon op 21 maart, het smeltseizoen van het zeeijs begonnen. Sinds de sterke versnelling van die smelt gedurende de afgelopen jaren, vooral in de zomermaanden, is dit het moment waarop alle volgers van de ontwikkeling van het zeeijs weer ‘wakker’ worden. Nu de eerste maand van de ijssmelt achter de rug is, is er meteen iets bijzonders te melden. Er is in de voorbije maand april namelijk opvallend weinig ijs gesmolten. In de meetreeks tot nu toe, die sinds 1979 nu 30 jaar loopt, zijn slechts twee jaren aan te wijzen waarin er in april nog minder ijs smolt dan in de voorbije aprilmaand.
Een plaatje van de webcam, die weer op de Noordpool is geplaatst. Hoewel de temperaturen er de laatste week zijn opgelopen, is het nog wel koud. Er ligt een dikke laag sneeuw op het ijs.
Gemiddeld kwam in april, volgens de gegevens van het National Snow and Ice Data Center (NSIDC) in de VS, in het Noordpoolgebied verspreid over een oppervlakte van in totaal 14,58 miljoen vierkante kilometer zeeijs voor (ieder vak waarin meer dan 15 procent van het water met zeeijs was bedekt, deed mee). Dit gemiddelde lag 710.000 vierkante kilometer hoger dan in april 2007, toen een laagterecord werd gemeten. Tegelijkertijd was de met zeeijs bedekte oppervlakte van het water nog steeds 420.000 vierkante kilometer lager dan normaal, als je naar het gemiddelde over de periode van 1979 tot aan dit jaar kijkt. Deze cijfers vallen dan ook binnen de dalende trend van het zeeijs in het poolgebied die al jarenlang wordt waargenomen. Voor april staat die trend op een ijsverlies van een klein 3 procent per 10 jaar.
De gemiddelde ijsbedekking in het poolgebied in de maand april. De lijnen aan de randen geven de positie van het ijs ten opzichte van de normaal aan.
Hoewel we nu een stuk dichterbij normaal zitten dan in de afgelopen jaren, merken de onderzoekers van het NSIDC op dat het om dun ijs gaat dat de komende maanden uiterst kwetsbaar voor smelt zal zijn. Ze hebben dan ook geen idee welke gevolgen de relatief ‘gunstige’ situatie van nu heeft voor het verdere verloop van het smeltseizoen.
Ook vorig jaar verliep de dooi in het poolgebied eerst traag om in de maand augustus ineens een versnelling te vertonen die nog niet eerder vertoond was. Uiteindelijk kwamen we in 2008 toch nog rond het laagterecord uit van het jaar daarvoor. Dat record had overigens geen betrekking op de oppervlakte van het gebied waarin drijfijs voorkwam (dat was groter dan in 2007), maar op de totale hoeveelheid zeeijs die in het poolgebied aanwezig was. De oppervlakte waarover het ijs verspreid lag, mocht dan groter zijn dan een jaar eerder, het ging wel om erg dun ijs. Daardoor was de totale hoeveelheid ijs niet groter dan in 2007. Dat record werd geëvenaard.
De ontwikkeling van het zeeijs in de laatste zes maanden. De blauwe lijn is die van dit jaar, de zwarte lijn erboven de normale situatie. De onderste lijn geeft de ontwikkeling van 2007 aan, het jaar waarin het laagteredord werd gevestigd. Duidelijk is te zien hoe de lijn voor dit jaar en de normaal in april steeds dichterbij elkaar gekomen zijn.
De gemiddelde ijsbedekking van de poolzeeen in april, afgezet tegen de waarden zoals die in de afgelopen jaren sinds het begin van de meetreeks in 1979 zijn gemeten. April 2009 komt op een tiende plaats van onderen.
Kouder dan normaal
Oorzaak van het trage smelten van het ijs in de voorbije maand april was het koudere dan normale weer dat in een groot deel van het Noordpoolgebied heerste. Erg koude, uit het oosten van Siberië afkomstige lucht, kwam boven grote delen van de poolzeeën terecht en wist zich daar lange tijd te handhaven. Vooral op de Beringzee, tussen Alaska en de oostpunt van Siberië, wist het ijs zich beter dan normaal te handhaven. Ook op de Barentszzee, waar overigens nog steeds minder ijs dan normaal lag en ligt, verliep de smelt van het wel aanwezige ijs door het koude weer trager dan normaal. Spitsbergen kende eveneens een veel koudere dan normale aprilmaand met temperaturen vaak beneden -20 graden. Dit is opvallend, omdat het de laatste jaren op en in de omgeving van Spitsbergen juist steeds bijzonder warm is geweest.
Een kaartje met daarop de temperatuurafwijkingen, zoals gemeten in de voorbije aprilmaand. Het poolgebied was over een grote oppervlakte duidelijk kouder dan normaal.
In de tweede helft van april werd het in het gebied van de Beringzee warmer waardoor het tempo van de ijssmelt daar begon te versnellen. Inmiddels is het ook in Spitsbergen duidelijk opgewarmd, al liggen de temperaturen er nog wel steeds beneden het vriespunt. De koudste lucht lijkt zich de komende tijd vooral in de buurt van het noorden van Canada en aan de noordwestkant van Groenland op te houden. Boven het poolgebied zelf komt een hogedrukgebied te liggen. De bovenluchten warmen er daardoor op en ook de temperaturen aan de grond gaan omhoog. Mocht deze ontwikkeling met flink wat zonneschijn gepaard gaan (de zon staat er nu 24 uur per dag boven de horizon) dan kan het smelttempo van het ijs verder versnellen.
Dit kaartje geeft de mogelijke samenhang weer tussen het weer in de winter en de afwezigheid van een groot deel van het zeeijs aan het einde van een zomer die daaraan voorfagaand. Een dergelijke situatie is de laatste jaren steeds vaker opgetreden. Voor onze omgeving zou deze samenhang in de winter droger dan normaal weer kunnen opleveren, zo laat een recent onderzoek mogelijk zien, terwijl het in een flink deel van het Middellandse Zeegebied juist natter dan normaal zou kunnen zijn. Klimaatverandering blijft al met al een ingewikkelde wetenschap, omdat er ook signalen zijn dat de winters bij ons in geval van verdere opwarming van de aarde juist natter zouden worden en in het Middellandse Zeegebied droger. Er is op dit gebied nog een flinke onzekerheid.
Weersveranderingen door ijssmelt?
De cijfers over trage ijssmelt in de voorbije maand april vallen samen met het bekend worden van de resultaten van een onderzoek naar de mogelijke samenhang tussen het afwezig zijn van een groot deel van het zeeijs in het poolgebied (zoals de afgelopen jaren steeds is gebeurd) na afloop van de zomer en weersveranderingen, onder meer in Europa.
Het grote ijsverlies gedurende de zomer en het daarop volgende warmere dan normale herfstweer in het poolgebied, zou er de oorzaak van kunnen zijn dat lagedrukgebieden in het gebied van de straalstroom rond het poolgebied tijdens de daaropvolgende winter minder krachtig zijn dan normaal. Een flink deel van Noord- en West-Europa zou tijdens winters, volgend op zo’n zomer met veel ijsverlies in het poolgebied, droger kunnen zijn dan normaal. Voor de westelijke helft van het Middellandse Zeegebied zou gelden dat er juist meer regen valt dan normaal. Dit jaar lijkt die samenhang op te gaan. In ons deel van Europa is het in de winter relatief droog geweest, terwijl in Spanje, Portugal en Italië veel meer regen dan normaal is gevallen.
Bron: Meteo Consult, NSIDC, NOAA.