Tussen hoge gebouwen heeft de wind vaak vrij spel. En dat kan behoorlijk misgaan. Laatst nog, waaide er een politieagent van z’n fiets. Met z’n tweeën zaten ze keurig naast elkaar, handen stevig op de mountainbike. Een windvlaag over het parkeerterrein van het Wilhelminaplein en een van de twee smakte tegen het asfalt.
Nu is het er rustig, op de Rotterdamse Kop van Zuid. Een licht briesje, zonnig. Maar er hoeft maar een beetje wind te staan en het gebied verandert in een soort windturbinecomplex. Als reusachtige wanden vormen de gebouwen kanalen waar de wind zo hard doorheen blaast dat het moeilijk is te blijven staan, bijna onmogelijk om elkaar te blijven verstaan, volgens Rick Huizinga. Hij is onderzoeker bij advies- en ingenieursbureau DHV en onderzocht windgevaar in hoogbouwgebieden. Uitkomst: we waaien allemaal weg, bij een beetje wind. Op de Kop van Zuid, bij het gemeentehuis in Rijswijk, Station Hollands Spoor in Den Haag en op andere plekken waar de voetganger niet meer is dan een speelbal in de armen van de rukwind.
Huizinga: ‘Ambtenaren en stedenbouwkundige ontwikkelaars realiseren zich te weinig dat het gevaar bestaat. Want een gevaar is het. Voor de horecaondernemer die een terras had gepland op een plek waar zijn stoelen over de stoep stuiteren, is het vervelend. Maar denk aan mensen die slecht ter been zijn, of aan kleine kinderen. Er zal maar net een auto langsrijden. Helaas moet er meestal eerst zoiets misgaan voordat overheden ingrijpen.’
Architecten, legt Huizinga uit, houden zich vaak alleen bezig met het gevaar op het niveau van individuele gebouwen. Om te zorgen dat je niet over de balustrade van een galerijflat geblazen wordt, bijvoorbeeld. Maar wat de wind tussen de gebouwen doet, daar wordt in de ontwerpfase van een gebied vaak weinig rekening mee gehouden. Die ruimte is van de gemeente, maar wie is er verantwoordelijk voor wat de wind daar doet?
Hoe mis het kan gaan, blijkt uit onderzoek van onder anderen Bert Blocken, universitair hoofddocent stedenbouwfysica van de Technische Universiteit Eindhoven. In Engeland overleden al eens twee oude vrouwen aan een schedelfractuur nadat ze omver werden geblazen.
Blocken: ‘Er wordt vaak een beetje lacherig over gedaan, over windgevaar. Maar dit kan er gebeuren als er niet over wordt nagedacht.’ Volgens Blocken zijn er vooral in ons land veel bureaus die zich bezighouden met dit onderwerp, door metingen met schaalmodellen in windtunnels. Of door computergesimuleerde windsituaties, zoals het bureau van Huizinga doet. Nederland is daarbij het eerste land ter wereld dat in 2006 een windnorm invoerde, om gevaar uit te sluiten. Maar de hamvraag is natuurlijk: wat valt er bij bestaande situaties aan te doen?
Rick Huizinga, voor de zonnige ingang van een kantoor op de Kop van Zuid: ‘Het helpt om bomen te planten, plantenbakken neer te zetten of schermen te plaatsen. Maar dat moet de gemeente wel willen.’ Bert Blocken: ‘En die helpen vooral op lokaal niveau, vlak bij zo’n scherm. Grote luifels bijvoorbeeld, of enorme doorlatende schermen, helpen de windstroom beter te verdelen. De beste maatregelen zijn heel grove maatregelen. Maar daarvoor is het meestal te laat als een gebied volledig bebouwd is.’
©De Pers | Gewijzigd: 22 april 2009, 08:29 uur, door talkyr86