Het astronomische voorjaar is niet bepaald een periode waarbij men aan stormen denkt. En inderdaad zijn stormen in april en mei niet dik gezaaid. Toch waren er in de vorige eeuw wel enkele aansprekende voorbeelden. Wat mei betreft zullen velen zich nog de zware storm van 28 mei 2000 herinneren. Die kwam exact 140 jaar na de beruchte pinksterstorm van 1860. Voorts was er natuurlijk ook de onverwachte en plotselinge Hemelvaartstorm van 12 mei 1983. Wat betreft de stormen in april: de meest aansprekende voorbeelden zijn de (zeer) zware stormen van 7 april 1943 en die van 2 april 1973. Beide duurden betrekkelijk kort, maar waren wel hevig, met ook bijzonder zware windstoten.
Storm 7-4-1943: dissonant
De zware storm van 7 april 1943 was eigenlijk een dissonant: een vreemde eend in de bijt tijdens een voorjaar dat voor de rest, net als veel andere lentes uit de 40-er jaren, heel fraai verliep. Na een zachte en natte winter volgde in 1943 een voorjaar waarvan elk van de 3 maanden warmer, zonniger en droger was dan normaal, bij een bovennormale gemiddelde luchtdruk. Vooral de middagtemperaturen vielen op. Het gemiddeld maximum van de lente van 1943 was in De Bilt zelfs recordhoog wat betreft de 20ste eeuw. Wel is de waarde van 15.8º wat geflatteerd, doordat de waarnemingen toen nog in de besloten KNMI-tuin werden verricht, maar toch…
In maart waren de dagelijkse maxima geleidelijk opgelopen van zo’n 10 graden in de eerste decade tot meer dan 15 aan het begin van de astronomische lente. Op de 25ste kwam de middagtemperatuur in het zuidoosten rond de 20 graden uit en een dag later werden die waarden opnieuw gehaald, maar toen volgden wel buien met onweer die de vroege lentewarmte verdreven. De laatste dagen van maart verliepen wisselvallig, met op de 30ste en 31ste een stormachtige westelijke wind en zware windstoten. Maar in april volgde al snel een stabilisatie en op de 5de werden in het zuidoosten weer 20-ers afgelezen. In de nacht erop volgde echter een koufront, waarachter een krachtige noordwestelijk stroming op gang kwam. Deze ging lucht van boven de poolcirkel aanvoeren.
Weerkaart van 6-4-1943, 12 uur. In de avond van de 5de/nacht van de 6de is een koufront gepasseerd en daarachter is de stroming noordwestelijk geworden, tussen een diepe depressie boven Lapland en een hoog op de oceaan. Voor de Noorse kust staat een noorderstorm die koude poollucht ver zuidwaarts voert. Deze poolkou gaat een belangrijke rol spelen in de uitdieping van een depressie die vanuit IJsland in onze richting komt.
Op de 6de vielen er, in de sterk onstabiele atmosfeer, hagel- en sneeuwbuien, bij een krachtige tot stormachtige noordwester. In de nacht van de 7de werd het rustiger, doordat de Laplanddepressie opvullend naar het noordoosten trok, terwijl bij ons een rug passeerde. De rust bleek slechts heel tijdelijk en een stilte voor de storm…
Een depressie die op de 6de bij IJsland lag en die er toen nog onbetekenend onbetekenend uitzag, was in de krachtige noordweststroming snel in onze richting gekomen en tevens sterk uitgediept.
Weerkaart van 7-4-1943, 12 uur. De sterk uitgediepte depressie ligt bij de Duitse Bocht en heeft een stormveld over een groot deel van de Noordzee en onze omgeving.
In de middag van de 7de wakkerde de wind langs een deel van de kust aan tot 10 of zelfs 11Beaufort. Den Helder kwam tot en uurgemiddelde van 55 knopen (ruim 28 m/s). Boven land vielen vooral de zeer zware windstoten op. De Bilt kwam tot de zwaarste windstoot die daar ooit is gemeten: 35m/s, 126km/uur. Zoals vaak in het voorjaar, duurde ook deze storm relatief kort, maar de schade was zeer aanzienlijk. Zowel op het land als aan de zeedijken.
Afgewaaide daken, verwoeste schuren en schade aan de landbouwgewassen werden volop gemeld. Vooral de Zeeuwse fruitbomen hadden veel te lijden gehad. Het vroege fruit (perzik, pruim, peer) stond, door de warme maart, al vrijwel in bloei en veel (half) geopende knoppen waren na de storm zwart: kapotgewaaid. Voorts spoelde het door de noordwester opgestuwde zeewater op veel plaatsen in Zeeland over de dijk. In totaal was er 26km dijk waar de vloedhoogte boven de top van de dijk lag. Er vielen geen slachtoffers, maar er werd wel een commissie ingesteld die de kwaliteit van de dijken moest onderzoeken. Deze commissie kwam kort na de oorlog met een rapport waarin gesteld werd dat vele tientallen kilometers dijk onvoldoende bescherming boden, en moesten worden verhoogd en versterkt. Maar ja, Nederland zat in die periode volop in de wederopbouw en dijkversterking had toen geen prioriteit. Dat was een van de factoren waardoor de watersnood van 1953 zoveel slachtoffers vergde.
Opnieuw voorjaarsweer
Na de onstuimige 7de pakte het voorjaar al snel de draad van de periode ervoor weer op. Na enkele dagen werd het stabieler en tegen het midden van de maand waren er middagtemperaturen van rond of boven de 20 graden.
Pas in de laatste aprilweek werd het weer koeler en wisselvalliger. Maar ook hierna kwam het voorjaar terug. Of, liever gezegd, we kregen een stukje voorzomer. In mei werden landinwaarts 3 tot 6 zomerse dagen genoteerd, met op een aantal plaatplaatsen ruim 30 graden op de 14de. Zoals zo vaak is zulke vroege warmte geen goed teken voor de periode erna: juni zou nat, somber en koel verlopen. Daarbij bleef het onweer, dat eind mei al heel frequent was voorgekomen, tot aan de langste dag zeer actief. Alleen in de laatste decade van juli zomerde het, waarna het weer in augustus weer aftakelde.
1973. Voorjaar fraai van start
Voordat het op de 2de april tot een zware storm kwam, was het voorjaar eigenlijk best hoopvol van start gegaan. De maartmaand als geheel was droog en zonnig en vanaf het begin van de astronomische lente ging ook de temperatuur flink in de lift. Achter een blokkerend hoog dat op de 21ste over onze omgeving naar het midden van Europa was getrokken, was de wind uit zuidelijke richtingen gaan waaien. In de aangevoerde droge lucht kon de middagtemperatuur bij volop zon iedere dag een paar graden winst boeken. Op de 24ste werden in het midden, zuiden en oosten van het land lokaal twintigers geregistreerd. Wel koelde het in de heldere, rustige nachten nog sterk af, met landinwaarts op uitgebreide schaal een graadje vorst. Daardoor was die 24ste op enkele stations zowel een vorstdag als een warme dag: Gilze-Rijen ging van -0.2 naar 20.1, Volkel van -0.2 naar 20.7 en Soesterberg van -1.3 naar 20.4. Grote amplitudes, zoals we die ook in maart 2003 hadden.
Na die 24ste werd de vroege middagwarmte verdreven door een koufront van een Schotse depressie. Maar echt wisselvallig werd het (nog) niet, omdat het Azorenhoog geregeld een uitloper in onze richting ontwikkelde.
Laag diep zeer snel uit
Direct vanaf de maandwisseling zakte de rug weg en schakelden we over op een strakke westcirculatie. Hierin
kwam een depressie onze kant op. Op 1 april zag die er nog heel onbetekenend uit. De uitdieping ging echter razendsnel en een etmaal later was het een heuse stormdepressie geworden. naar het zuiden gezakt en daardoor krijgt de westcirculatie vat op ons weer. Aan het polaire front is zich west van Ierland een lagedrukgebied aan het ontwikkelen. Op dit moment ziet het er nog onbetekenend uit, maar het zal de komende 24 uur razendsnel uitdiepen. Dit uitdiepingsproces verloopt zo snel omdat achter het sturende lagedrukgebied voor de Noorse kust een portie zeer koude poollucht over IJsland naar het zuiden stroomt.
Kort na middernacht was het in De Bilt al gaan regenen (nadering van het warmtefront) en dat ging tot het begin van de middag door (passage koufront). De luchtdruk daalde sterk, om aan het einde van de middag een laagste stand van 978.6hPa te bereiken. In het noorden van het land was die laagste stand nog enkele hPa lager en vooral daar werden bijzondere aprilwaarden bereikt. De wind nam sterk toe en vooral de zwaarte van de windstoten viel op: tot 30m/s in de middag en 29m/s aan het begin van de avond. In het westen van het land waren deze windstoten nog belangrijk zwaarder. Rotterdam/Zestienhoven en Valken-burg (Z.H.) kwamen tot ruim 37m/s. De zwaarste windstoten werden op de westelijke Wadden gemeten: 42m/s te Texelhors en 43m/s op Vlieland (Vliehors).
Zwaarste windstoten tijdens de storm van 2-4-1973. In een groot deel van het kustgebied waren er windstoten van
meer dan 35m/s, op enkele plaatsen op de Wadden werd zelfs meer dan 40m/s geregistreerd. Tot ver landinwaarts waren er her en der zeer zware windstoten. Alleen het noordoosten en ook Limburg bleven wat dit betreft buiten schot.
Volkel: uurgemiddelde 24.7m/s
Iets dergelijk gold voor de gemiddelde windsterkte. De hoogste uurgemiddelden werden gemeten langs de noordwestkust: 31m/s te Texelhors, 29 op de pier van IJmuiden en 28 te West-Terschelling, Hoek van Holland en Cadzand. Landinwaarts was er een strook met opvallend hoge uurgemiddelden rond het rivierengebied, globaal rond de lijn Den Haag-Nijmegen. Dat was het gebied met de grootste luchtdrukgradiënt. In het oosten van het land viel vooral het uurgemiddelde van Volkel op: 24.7m/s, een windkracht 10, iets dat zo ver landinwaarts uiterst zeldzaam is. Hier werd dan ook het stationsrecord van 23 december 1954 geëvenaard. Verder naar het zuid(oost)en werd de windkracht snel minder. Zo kwam Beek niet verder dan een hoogste uurgemiddelde van 14.4m/s. En ook in het noordoostelijk grensgebied kwam het uurgemiddelde niet boven de 7 of 8Bft. Klimatologisch bezien viel ook de lage luchtdruk op. De 978.6hPa in De Bilt behoorde daar tot de laagste aprilwaarden uit de reeks. Eelde kwam met 973.0hPa tot een recordlage
waarde. Hierbij wel de kanttekening dat eind maart al wel eens veel lagere standen zijn bereikt (Eelde 964.8hPa op 24-3-1986).
Abrupt begin, kort van duur
Ondanks de zwaarte van de storm duurde deze maar kort: op de meeste plaatsen slechts enkele uren. Wat dat betreft leek de aprilstorm op die van een kleine 5 maanden eerder, die van 13 november 1972. En er waren meer overeenkomsten, zoals het feit dat ook nu de bossen zwaar te lijden hadden. Verder waren ook de plaats waar de depressie ontstond en de koers van de depressie. Verder verliep de (ongewoon snelle) uitdieping bij beide stormen vrijwel identiek.
Een belangrijk verschil tussen de novemberstorm en deze aprilstorm was echter de omvang van het stormveld. Dit was bij de novemberstorm groot (van Ierland tot Polen), terwijl de aprilstorm alleen hevig woedde in ons land en verder alleen het noordwesten van Duitsland, het Vlaamse kustgebied en de Kanaalregio beroerde.
Aparte kern in trog
De korte duur van de storm had te maken met de koers (over het noorden van het land), de vorm en de grote treksnelheid van de depressie. Halverwege de middag lag de depressiekern zelf nog op de Noordzee, zo’n 100 km noordwest van Den Helder. Het koufront lag toen langs onze oostgrens en trok snel weg. Langs de zuidwestkust stond rond 15 uur al een zware storm uit het westen. Toen de depressie aan het einde van de middag in Noord-Holland aan land kwam, was in de trog een secundaire kern ontstaan.
De nieuwe kern trekt met ca.60km/uur naar het noordoosten (Hoorn - Lemmer). Kort voor 20 uur verlaat de kern ons land bij Delfzijl. In het gebied dicht bij de (nieuwe) kern was er nauwelijks wind. Maar enkele tientallen kilometers achter de kern nam de wind zeer snel toe. Op veel plaatsen in het noorden duurde het, na de betrekkelijke rust, minder dan een uur totdat de storm in volle hevigheid woedde. Op het meetpunt West-Terschelling ging alles nog veel abrupter.
Winddiagram van West-Terschelling, 2-4-1973, tussen 16 en 20 uur. Tijdschaal van rechts naar links, ieder vakje is 10 minuten. Windsnelheid (boven) en windrichting (onder). Het anemogram is tussen 19.19 en 19.32 uur onderbroken. Rond 18.50 uur is er een zeer abrupte toename van de wind. 10 minuten later stond er een volle storm. Na 19.30 uur bereikte de storm het hoogtepunt.
Opnieuw grote schade aan bossen
Terwijl de grote ravage die de novemberstorm had aangericht in de bossen nog bij lange na niet was opgeruimd, gingen door deze aprilstorm opnieuw enkele miljoenen bomen plat. Ditmaal lag de nadruk niet op het noorden (zoals bij de novemberstorm), maar in een strook over het midden van het land. Vooral de bossen in Utrecht en op de Veluwe hadden zwaar te leiden. Verder waaiden in het rivierengebied heel wat bomen langs de wegen om.
Zendschip Veronica op strand
De storm had ook een grote toeloop van het publiek naar het strand bij Scheveningen tot gevolg. De IJslandse trawler Norderney, het zendschip van de populaire popzender Veronica, dat buiten de territoriale wateren voor anker lag, was door de storm losgeslagen en op het Scheveningse strand aan de grond gelopen. Zolang het daar lag (tot 18 april) trok het erg veel bekijks.
2de ook zeer nat
Naast de zware storm, leverde de 2de ook goed gevulde regenmeters op. Op veel plaatsen, met name in een strook over het midden van het land, viel op die dag meer dan 20mm. Twenthe had 26mm (0-24UT), Valkenburg (Z.H.) en Deelen
kwamen tot 24mm.
Hierna wisselvallig en koel
Na de 2de was het met de onstuimigheid gedaan, maar het voorjaar dat in de laatste maartdecade zo fraai had uitgepakt, kwam voorlopig niet terug. In een eerst nog westelijke, later noord(west)elijke stroming (door oceanisch hoog tegenover een langgolvige trog die over Scandinavië tot in het midden van Europa reikte), kwamen geregeld fronten op ons af. T/m
de 21ste was er vrijwel geen droge dag en bovendien waren de middagtemperaturen ondermaats: veelal werd de 10 graden niet gehaald. Wanneer er in de nachten een trekruggetje passeerde, kwam het geregeld tot lichte vorst: Eelde -4.5 en Dedemsvaart -4.2/4de, Joure -4.0/9de, Wageningen -4.4/10de en Twenthe -3.9/13de en -3.8/14de. Pas toen op de 21ste een koudeput via onze omgeving naar het zuiden wegtrok en er zich een Scandinavisch hoog opbouwde, werd het stabieler. Bij een oostelijke stroming werd de lucht droger en bij geregeld zon kwam de middagtemperatuur eindelijk op een normaal niveau. Precies op tijd voor de (late) paasdagen (22 en 23 april). Wel startte paaszondag nog koud (-3.0 te Eelde) en ook later in april kwam het toch weer tot vorst in de nacht, met name in de nacht van Koninginnedag. Veel landinwaarts gelegen stations kwamen tot een apriltotaal van 10 of meer vorstdagen.
Thermisch werd het dus in die laatste decade allemaal wat normaler, maar meer dan dat zat er niet in. Temperaturen zoals op de 24ste maart, kwamen in april niet voor. Ook in mei zou het een groot deel van de maand te koel zijn. Pas na half juni kwam de temperatuur voor een langere periode boven normaal: tot in het begin van juli. In de rest van de julimaand raakte de zomer steeds verder in de versukkeling, via wisselvallig en koel weer. Maar in augustus kwam de zomer goed terug met een zonnige en warme periode, waarna september zich ook nog langere tijd van een positieve
kant liet zien.
Door: Ad Vermaas
Bronnen:
1. MOW en meterolologisch jaar boek
1943. KNMI.
2. Klaas Bijker, weerhistorie in Weerspiegel
van maart 1987.
3. MOW en DOW 1973. KNMI.
4. Weerkaarten 1973. KNMI.
5. H. ten Kate en B. Zwart, Verslag
V-256, de storm van 2 april 1973.
KNMI.
6. J. Wieringa en P.J. Rijkoort,
windklimaat van Nederland. KNMI. | Gewijzigd: 27 januari 2017, 15:40 uur, door Joyce.s