Wie aan Nederland denkt, komt bijna automatisch op het water terecht, waar de Nederlanders hun hele bestaan lang al mee geleefd en af en toe ook tegen gevochten hebben. De waterwerken, die ons land tegen overstromingen moeten beschermen, vervullen ons niet zelden van trots. Als zich ergens ter wereld een calamiteit op watergebied voordoet, duurt het vaak niet lang of er loopt weer een delegatie met minstens een aantal Nederlandse deskundigen rond om na te denken over maatregelen, die een herhaling van de gebeurtenissen moeten voorkomen.
Toch wordt ook buiten Nederland aan waterwerken gedaan. Soms hoef je niet eens zo heel ver te rijden om daar mooie voorbeelden van terug te vinden. Dat wil echter niet automatisch zeggen dat veel mensen hier die andere waterwerken ook kennen. Soms helpt het als je een andere hobby hebt, zoals vissen of vogels kijken. Dan kom je nog eens op die plaatsen terecht, waar je zomaar tegen een paar indrukwekkende waterwerken aan kunt lopen. In ons geval ging het om de grote, kunstmatige meren in de Franse Champagnestreek, die rivieren als de Marne, de Aube en natuurlijk de Seine in bedwang moeten houden. Want het waren deze rivieren die grote delen van de Franse hoofdstad Parijs, vroeger meer dan eens voor een groot deel onder water zetten.
Wij verblijven in een hotel in het dorpje Giffaumont-Champeaubert aan de zuidkant van het meer.
Slagvelden
Nog onwetend van dit alles rijden we begin maart via de Ardennen door het groene, golvende Noord-Franse land richting Chalons-en-Champange en Vitry, dwars door de oude slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, die in Frankrijk nog altijd de Grote Oorlog wordt genoemd. We passeren het ene monument na het andere. Aan de voorzijde van een van de grotere monumenten in het gebied is nog een veld zichtbaar, met daarin de restanten van de oude loopgraven. Hoewel het al heel lang geleden is, voel je nog steeds de waanzin van toen. De almaar aanhoudende veldslagen, uiteindelijk resulterend in een paar miljoen slachtoffers en misschien niet meer dan enkele tientallen meters terreinwinst. Nog altijd worden explosieven uit die tijd teruggevonden.
We zijn op weg naar het plaatje Giffaumont-Champaubert, dat aan de zuidkant van het Lac du Der (het meer van de eik) ligt, het grootste kunstmatige meer van Frankrijk. Het heeft een oppervlakte van ongeveer 40.000 hectare en is een bekende pleisterplaats voor kraanvogels, op hun trektochten over Europa tussen het noorden van Afrika en Scandinavië. Naar schatting tussen de 60.000 en 80.000 kraanvogels komen er jaarlijks langs, waarvan de meeste in oktober en in de periode februari/maart tijdelijk bij het meer verblijven.
Het Lac du Der is in verschillende compartimenten ingedeeld, die afwisselend voor watersport- en natuurdoeleinden worden gebruikt.
Het Lac du Der maakt deel uit van een systeem van 4 stuwmeren die de waterstand in de rivieren de Marne, de Seine en de Aube moeten reguleren. Het Lac du Der vangt overtollig water uit de Marne op, het enkele tientallen kilometers zuidelijker gelegen Lac de la Forêt d’Orient is er voor het water in de Seine en de waterstand in de Aube wordt zelfs door twee stuwmeren gereguleerd; het Lac Amance en het Lac du Temple. Op het moment dat de rivieren te veel water herbergen, lopen ze vol en als de waterstand weer te ver daalt, wordt water uit de meren toegevoerd. Op die manier is de waterstand in de drie rivieren, maar ook die van de Seine in Parijs een stuk constanter te houden en kunnen overstromingen grotendeels worden voorkomen.
Drie dorpen moesten wijken
Tot de aanleg van de stuwmeren werd, na de grote overstromingen in de jaren 1910, 1926 en 1955 in de jaren 50 besloten. Het eerste meer dat in gebruik werd genomen was het Lac de la Forêt d’Orient in 1966. In 1974, na een voorbereidingstijd van 8 jaar waarin onder meer de dorpen Nuisement-aux-Bois, Champaubert en Chantecoq moesten wijken, was de toenmalige president van Frankrijk Valéry Giscard d’Estaing erbij toen het Lac du Der officieel werd ingewijd. De andere twee meren, het Lac du Temple en het Lac Amance volgden in de jaren 90.
Een hoge dijk moet het dorp tegen het water in het meer beschermen. Het lijkt wel Nederland...
Op het moment, dat we na een lange rit eindelijk de randen van het Lac du Der bereiken, zien we helemaal niets van het water. Het is net of we tegen de kustlijn van een Waddeneiland aanrijden. Hoge dijken rijzen op uit het tamelijk vlakke land en onttrekken het water van het reusachtige meer aan het zicht. In het aan de zuidkant van het meer gelegen dorpje Giffaumont-Champeaubert is het al niet anders. Geen spoor van het water, aan het einde van de hoofdstraat wel een hoog oprijzende dijk. Het is voor ons net of we weer thuis zijn.
Watersport en natuur
Vanaf de dijk zie je het meer echter wel. Het is in allerlei compartimenten ingedeeld die elk op hun eigen moment bij het opvangen van het water betrokken kunnen worden. Delen van het meer zijn voor de watersport gereserveerd, andere delen voor de natuur. De waterstand in de meren kan sterk variëren. Het laagste punt wordt vaak ergens in de herfst bereikt, het hoogste punt in de maand juni. Tussen beide tijdstippen in kan de waterstand in het meer wel met ongeveer 10 meter variëren.
In tijden van een (relatief) lage waterstand (herfst/winter) vallen in het meer op diverse plaatsen stukken grond droog die als een soort wadplaten fungeren. Dat zijn de plekken waar kraanvogels (die moerassen prefereren) zich tijdens de trek ’s avonds verzamelen om ’s nachts veilig en geborgen te kunnen slapen. ’s Ochtends vliegen ze onder een luid getrompetter weer weg en zwermen dan uit om voedsel te zoeken en aan te sterken, voor het verdere vervolg van hun tocht. Zo leveren ook projecten van de mens soms dus mooie natuur op. In Nederland zijn de Oostvaardersplassen een gebied waar iets dergelijks is gebeurd.
Hoewel het meer laag staat, op het moment dat wij er zijn, zien we toch een behoorlijke watervlakte. Op de rand is de kerk van Champeaubert te zien, het enige restant van dit dorpje dat verder helemaal onder het water is verdwenen. Foto: Grieta Spannenburg.
Op 6 uur rijden
Het water van de Marne komt aan de oostkant via een kanaal in het meer terecht en kan het meer aan de westkant weer verlaten. Al met al zien we waterwerken die in Nederland niet zouden misstaan. De dijken rond het meer torenen vaak een flink aantal meters boven het omringende land en zien eruit zoals je van een dijk mag verwachten. Op het moment dat wij er zijn, staat het water in de meren (we krijgen ze allemaal te zien) relatief laag. Het Lac Amanance staat zelfs voor een belangrijk deel droog. Tegelijkertijd zien we het waterniveau in de 4 dagen die we in het gebied rond de meren doorbrengen, wel omhoogkomen. Het is een prachtig gezicht.
Mensen die een keer een kijkje willen nemen in het gebied van de grote meren in de Champagne streek, moeten vanaf Midden-Nederland rekenen op een autorit van ongeveer 6 uur. Hotels zijn rondom het Lac du Der niet dik gezaaid, zeker niet in het laagseizoen. Direct aan het meer bevindt zich wel een groot recreatiepark dat vooral in de zomermaanden erg druk is.
Bron: Meteo Consult