Om inzicht in het weer te krijgen wordt doormiddel van uiteenlopende instrumenten de temperatuur, neerslag, windkracht en windrichting, vochtigheid en zonneschijnduur gemeten. Deze gegevens zijn in ons land vooral afkomstig van het KNMI, maar ook vele weeramateurs zijn hiermee druk in de weer. Hieronder treft u de diverse meetinstrumenten aan die we tegenkomen in de weerhut en de richtlijnen die nodig zijn om op een juiste manier te kunnen meten.
Voor het meten van de temperatuur wordt natuurlijk gebruik gemaakt van een thermometer. Er wordt nog wel eens gedacht dat de temperatuur wordt gemeten in de zon, maar dat is onjuist. De temperatuur wordt gemeten in de schaduw. Hiervoor zijn internationale afspraken gemaakt. Er wordt gebruik gemaakt van een weerhut die wit is geschilderd en aan de zijkanten is uitgevoerd met jaloezieën. Hierdoor heeft de wind vrij spel en wordt voorkomen dat zonlicht en warmtestraling tot in de weerhut doordingen. Eventuele restwarmte kan worden voorkomen door een ventilator te plaatsen. De weerhut dient dusdanig geplaatst te worden dat de thermometers op een hoogte staan van 1.50 meter boven het maaiveld. Ook moet rekening worden gehouden met de opening van de weerhut, deze moet zijn opgesteld naar het noorden. Mocht de weerhut overdag even open gaan (wat niet is aan te raden) dan schijnt de zon niet op de thermometer en wordt deze zo min mogelijk aan straling blootgesteld waardoor de temperatuur even kan oplopen en dus een afwijking kan vertonen.
De lokatie van zo`n weerhut kan grote gevolgen hebben voor de temperatuur. Zo zal tijdens bepaalde weersomstandigheden in de bebouwde kom of stad een hogere temperatuur worden opgemeten dan op het platte land. Ook de grondsoort en de nabijheid van water heeft grote invloed op de waargenomen temperatuur. Ook een aantal KNMI stations heeft “lastâ€van deze lokale omstandigheden. Zo heeft het KNMI station in Vlissingen met een zuidenwind te maken met het relatief koude of warme water van de Westerschelde, het KNMI station in Hoek van Holland profiteert in de zomer dikwijls van hoge temperaturen doordat de weerhut in de duinen staat en zoals u weet warmt zand in de zon snel op. Het KNMI station op Rotterdam Airport heeft in het winterseizoen vaak lagere temperaturen doordat dit station wat lager ligt dan de directe omgeving. Koude lucht is eenmaal zwaarder dan warme lucht en zoekt dus altijd de laagste plek op. Wijk aan zee heeft ook in de winter bij heldere condities een lagere minimumtemperatuur omdat duinzand eenmaal snel afkoelt. Zo zijn er helaas nog wel meer voorbeelden aan te wijzen. Dus zelfs de KNMI stations zijn niet helemaal representatief voor de omgeving!
De weerhut van weerman Leen de Koning uit Nieuwerkerk aan de IJssel. Geplaatst zijn een minimum en een maximumthermometer een thermohygrograaf en een digitale temperatuursensor die ervoor zorgt dat de temperatuur ook binnenshuis is af te lezen. Vaak vinden we ook nog een vochtigheidsmeter in de weerhut.
De meestvoorkomende thermometers in de weerhut zijn een maximum- en minimumthermometer waarop de uitersten tot op 0.2 zijn af te lezen. De maximumthermometer is gevuld met kwik. Door een speciale vernauwing boven het bolvormig kwikreservoir kan het kwik bij een dalende temperatuur niet in het reservoir teruglopen. Na aflezing moet men het instrument, net als een koortsthermometer, afslaan. De maximumthermometer moet iets scheef worden opgesteld zodat het kwikreservoir iets lager ligt dan de bovenkant. De minimumthermometer daarentegen moet wel precies horizontaal worden opgesteld. Dit is een alcoholthermometer met gevorkt reservoir. In de vloeistofkolom bevindt zich een klein donker gekleurd staafje (meestal rood), dat aan beide kanten overgaat in een bolletje, een index. Bij daling van de temperatuur wordt de index door de holle vloeistofspiegel meegenomen; bij stijging verandert deze niet van plaats doordat de vloeistof dan om de index heen kan stromen. De onderkant van de index geeft de minimumtemperatuur aan. Na aflezing daarvan dient men de thermometer schuin te houden, zodat de index weer tegen de vloeistofspiegel wordt teruggebracht.
In de traditionele weerhut zien we ook vaak een thermograaf. Dit instrument legt de temperatuur vast op een papieren strook die één keer in de week vervangen moet worden. Het temperatuur gevoelige element in de thermograaf is een bimetaal. Het gaat om twee verschillende soorten plaatjes die aan elkaar zijn gelast. Als de temperatuur verandert, zetten de metalen in verschillende mate uit, waardoor het plaatje vervormd. De vervorming wordt vertaald naar een temperatuurverandering die vervolgens zichtbaar zal zijn op de papieren strook. Helaas gaat dit niet al te nauwkeurig waardoor ze minder geschikt zijn om de exacte temperatuur af te lezen, maar meer bedoeld zijn om het temperatuurverloop te volgen.
De maximum- en minimumthermomter zoals ze zijn opgesteld in de weerhut. Foto: Leen de Koning
Een ander element dat we kunnen meten in de weerhut is de luchtvochtigheid. In het algemeen wordt daarvoor de haarhygrometer gebruikt. De lengte van een bundel ontvette mensenharen is een maat voor de vochtigheid. De lengteverandering wordt via een overbrengingsmechanisme aan een wijzer doorgegeven die langs een schaalverdeling beweegt. De relatieve vochtigheid wordt uitgedrukt als een percentage van de maximale hoeveelheid vocht die lucht van de heersende temperatuur kan bevatten. De schaalverdeling is ingedeeld in % relatieve luchtvochtigheid. Net als met de temperatuur kan de luchtvochtigheid worden gemeten doormiddel van een papieren strook, je spreekt dan over een hygrograaf. In combinatie met de temperatuur is het een thermohygrograaf.
Niet alleen op 1.50 meter, maar ook vlak boven de grond (10cm) en zelfs aan en in de grond wordt de temperatuur gemeten. Dit is vooral in het winterseizoen heel belangrijk i.v.m. de mogelijkheid van gladheid. De traditionele weerhut wordt door de moderne techniek steeds verder naar de achtergrond verdwongen. Je ziet de opkomst van kleine weerhutjes die de waarnemingen automatisch doorsturen. U heeft ze vast wel eens zien staan langs de kant van de weg. Bij het KNMI is er geen één meteoroloog die zelf de temperatuur opmeet, dat gaat tegenwoordig allemaal automatisch. Ook bij de weeramateurs worden steeds meer draadloze weerstations aangeschaft waarbij de data gelijk op het internet gezet kan worden. Echter er zijn nog heel wat weeramateurs die iedere avond op gezette tijden naar hun weerhut lopen om de maximumtemperatuur af te “kloppenâ€.
Het KNMI in Vlissingen. Foto links de traditionele weerhut is vervangen door een sensorhut, foto rechts
Foto: links Ed Aldus - rechts KNMI
Overzicht van de thermometerhutten: (a) KNMI schotelhut (huidige hut), (B.) Vaisala schotelhut, © Young Gill schotelhut, (d) Young kunstmatig geventileerd (type I en type II), (e) Socrima schotelhut, (f) PVC Stevenson hut en (g) houten Stevenson hut. Van de hutten (a) en (f) is zowel een kunstmatig als een natuurlijk geventileerde versie gebruikt. (Bron KNMI)
Bron: Ed Aldus/KNMI