Luchtdruk: het gewicht van de hele kolom lucht die boven op ons duwt. Is de lucht boven ons warm, dan is het gewicht minder dan wanneer die koud is. Luchtdruk kan op twee manieren variëren: 1) hoe warmer de lucht, hoe lager de luchtdruk en 2) als je hoger op het land komt, drukt er minder lucht op je en wordt de luchtdruk dus lager.
Atmosfeer: de lucht die we in- en uitademen bestaat uit gassen. Bijna een vijfde ervan is zuurstof, die we nodig hebben om te leven. Maar er zit nog veel meer in. Bijvoorbeeld steeds meer kooldioxide, de oorzaak van het broeikaseffect.
Front: de voorste begrenzing van een stroom lucht die op weg is naar een ander luchtdrukgebied. Is de lucht erachter kouder dan het systeem waar het op stuit, dan noem je het een koudefront. Is de lucht er achter warmer, dan is het, jawel, een warmtefront.
Als twee systemen elkaar tegenkomen, slaat het weer om, wat vaak gepaard gaat met 'interessant weer'.
Storing: een front dat voorbijkomt.
Depressie of 'lagedruk gebied': gebied waar de luchtdruk lager is dan het naastgelegen gebied. Door een hogere temperatuur zet daar de lucht uit en verdwijnt naar boven. Wind waait van hoge naar lage druk, om het tekort aan lucht op te vullen. Een depressie brengt dus wind met zich mee. Hoe dieper de depressie, hoe meer wind.
Gevoelstemperatuur: meteorologen meten de gegevens in een temperatuurhut. Uit de zon, met een beetje luchtcirculatie. Voor mensen voelt 26 graden zónder wind en mét zon echter heel anders aan dan diezelfde temperatuur mét wind zónder zon. Voor meteorologen is het in beide gevallen gewoon 26 graden, alleen de gevoelstemperatuur verschilt.
©Teleac/Helder
Je kunt op de wiki komen door naar http://wiki.onweer-online.nl/ te gaan of door hier te klikken