En zo was het woensdagochtend ineens toch op meer plaatsen dan verwacht sneeuwwit. Voor veel weerliefhebbers toch weer een klein presentje van deze winter. In de loop van de dag begon het sneeuwlaagje langzaam wat weg te dooien. En dat brengt ons bij het onderwerp vandaag: het woord ‘dooi’, en vooral de betekenis ervan. We putten uit een uitleg van Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale.
‘Sterven’
Het woord ‘dooi’ is afgeleid van het werkwoord ‘dooien’ en betekent tegenwoordig het ‘ophouden met vriezen’. In de Middeleeuwen werd het woord [toen nog ‘doyen’] ook gebruikt in andere betekenissen, namelijk ‘smelten’ en ‘wegkwijnen’
‘Dooien’ is een werkwoord van Germaanse herkomst, en is verwant met het oud-Engelse woord uitgesproken als ‘dinan’ dat ‘vochtig worden’ betekent. Maar ook met het Gotische ‘diwan’, dat staat voor ‘sterven’.
Lelijk is anders, zullen we maar zeggen. Deze plaat is geschoten bij Marken, woensdag door Thijs Spijker.
Verwantschappen
De basisbetekenis van ‘dooien’ is dus een combinatie van ‘vochtig of vloeibaar worden’, ‘sterven’, ‘verdwijnen’, ‘ophouden te bestaan’. En dat blijkt ook wel uit andere verwantgroepen van het woord, geeft Tom den Boon aan, want het is bijvoorbeeld verwant met het Latijnse woord ‘tabere’, ‘wegknijnen’.
Sneeuw op het strand bij Katwijk, woensdagochtend. Door Gieny Boersma.
Verder is ‘dooien’ verwant met ons woord ‘dood’ dat ‘niet meer levend’ en dus ‘niet meer bestaand’ betekent. En ook met het hedendaagse woord ‘verdwijnen’ dat inhoudt ‘ophouden te bestaan’.
©Meteo Consult