Op 25 november 1890 ging de wind uit het noordoosten waaien, het was het begin van een langdurige vorstperiode die bijna onafgebroken tot 2 januari duurde. In deze novembermaand kwam het al tot 2 nachten strenge en 2 nachten matige vorst en werden er 4 ijsdagen geteld. Het Monnickendammergat (NH) begon snel dicht te vriezen waardoor de overtocht naar Marken werd bemoeilijkt. Met een ijsdikte van ongeveer 8-10 cm werd er eind november al op tal van boerenslootjes en vaarten geschaatst. Op 5 december echter zette de vorst zo stevig aan, dat er op de Zuiderzee nabij Schokland vier geladen schepen in het ijs vastvroren. Op 8 december werd de veerdienst Enkhuizen-Stavoren gestaakt en de volgende dag was alle scheepvaart op de Zuiderzee stilgevallen omdat alles met een ijslaag was bedekt. Op 9 december lag de IJssel bij Kampen over de volle breedte met drijfijs bedekt en op het Paterswoldsemeer (GR) werd al druk geschaatst. Hotelhouder dhr. Kraak uit Eelde (DR) had er zelfs een ijskiosk en een uit ijsblokken opgetrokken miniatuur-Eifeltoren opgebouwd. Op de Gouwzee bij Monnickendam werd een ijskermis gehouden, terwijl zes Markers tijdens een oversteek nog door het ijs waren gezakt.
Een prinsesje rijdt tijdens de barre winter van 1890 schaats op de vijvers van Huis ten Bosch.
Bron: regeerings-jubileumboek 1898-1938 koningin Wilhelmina, de Amsterdamse Schooljeugd
aangeboden door de Huldigingscommissie 1938 Amsterdam, t.g.v. het 40-jarig
regeringsjubileum van H.M. koningin Wilhelmina.
Op 14 december was er door de Westfriesche IJsclub in Hoorn op de West- en Singelgrachten een avondijsfeest georganiseerd. Het scheepvaartverkeer op het Noordhollands Kanaal ondervond bij de voortdurende koude steeds meer hinder van het ijs. Bij ’t Zand (NH) was er dan ook constant een ijsbreker in de vaart om het kanaal bevaarbaar te houden. Ook de grote rivieren begonnen snel dicht te vriezen en daarbij kwam het in Utrecht op 15 december met -11,3 ºC voor het eerst tot strenge vorst. Geregeld stond er een harde tot stevige oostenwind die enige Amsterdamse jongelui op 16 december bijna fataal werd. Zij waren namelijk in vliegende vaart op de Gouwzee met een ijsschuit tegen een bakenton geklapt. De hele ijsschuit werd gekraakt en vernield, terwijl de jongens werden gelanceerd en er met ernstige kwetsuren aan hun hoofd en handen nog tamelijk bekaaid van afkwamen.
IJsvermaak op schilderij van Avercamp. (Bron: Wikipedia)
Op 17 december was het met de alsmaar voortdurende harde oostenwind plaatselijk zo koud, dat er verscheidene mensen doodvroren. In Havelte (DR) vroren drie kinderen dood. Langs een weg tussen Stolwijk en Gouda (ZH) vond men een doodgevroren orgelman, die de vorige dag in Bergambacht (ZH) nog met zijn muziek een schaatswedstrijd had opgevrolijkt. Ondanks de aanhoudende kou, waardoor het ijs overal steeds dikker werd, waren er van 17 t/m 19 december op verscheidene plaatsen in ons land maar liefst twaalf schaatsers door het ijs gezakt en verdronken. Het kwam in de ochtend van 19 december weer eens tot streng vorst, waarbij er in Stadskanaal (GR) een 24-jarige man op zijn bed doodvroor, terwijl men tussen Elten en Emmerich een doodgevroren grensbeambte aantrof.
Op het Slotermeer waren door de kou en vorst lange brede scheuren ontstaan van wel 50 cm breed. Deze met grote temperatuursveranderingen gepaard gaande spanningen in de ijsvloer noemt men kisten, het ijs kan dan met enorme knallen uiteenspatten. Op 23 december kwamen er per spoor in Kampen honderd vissers uit Urk aan die al een tijdje met hun vaartuigen op de Zuiderzee lagen ingevroren. Omdat de winter bleef aanhouden besloten zij naar huis terug te gaan, hetgeen hen vanaf Kampen lopende op houten klompen toch altijd nog zes uur aan tijd kostte. Van 23 t/m 26 december kwam er flinke mistvorming voor en hing de rijp op tal van plaatsen dik aan de boomtakken. Drie postschippers van Ameland waren op 25 december bijna bij de vaste wal van Friesland aangekomen, toen zij plotseling in een fikse sneeuwbui verzeild raakten en geen hand voor ogen meer zagen. Hierop had men zich met lange lijnen aan elkaar verbonden, zodat men afzonderlijk van elkaar niet kon verdwalen. In deze toestand kwamen zij alsnog behouden aan, terwijl de terugreis vanwege de sneeuwbuien maar niet meer werd aanvaard. Langs de Hollandse kust nam men vanaf 27 december op de Noordzee een grote vissterfte waar, bovendien begon zich er zelfs al drijfijs te vertonen.
IJschotsen op het strand van Scheveningen met op de achtergrond de bomschuiten. (Bron Elsevier)
Van 28 t/m 31 december kwam het elke nacht tot strenge of zelfs zeer strenge vorst in ons land, waarbij men het water letterlijk kon horen bevriezen. Zoals in Leeuwarden, waar op 29 december in vier uur tijd midden op de dag een groot wak met 26 mm ijs dichtvroor. Het was op deze dag in Friesland zo verschrikkelijk koud, dat er vanaf het kerkdak in Heerenveen (FR) enige ‘torenkraaien’, oftewel kauwen (Corvus monedula), dood naar beneden stortten! Op Texel had de bevolking in geen jaren zo veel ijs gezien, vele mensen zelfs nog nooit van hun leven, tal van sloten waren tot op de bodem bevroren geraakt. Tijdens een snerpende oostenwind op 30 december werd er in Den Helder (NH) een hardrijderij op de schaats voor mannen boven de 18 jaar gehouden, en dat juist op de koudste decemberdag waarop talloze aardappelen bevroren. In Hellevoetsluis (ZH) mat men een minimumtemperatuur van -15,9 ºC en in Utrecht nam men zelfs een etmaalgemiddelde van -13,9 ºC waar.
Aanjager van al deze winterkou was een krachtig hogedrukgebied, dat net als in de winter van 1979-1980 boven Midden-Europa lag geposteerd. Met als gevolg dat de temperatuur in het zuiden van ons land vaak kouder was dan in het noorden. In deze zeer koude en zeer droge wintermaand werd in Utrecht slechts 5 mm neerslag afgetapt. Daarnaast kwam de gemiddelde temperatuur op -4,8 ºC uit. Sinds het begin der temperatuurmetingen vanaf 1706 was het alleen in december 1788 nog kouder gebleven. In totaal had het 7 nachten streng en 14 nachten matig gevroren en werden er maar liefst 18 ijsdagen geteld. De gemiddelde ijsdikte in sloten en vaarten kwam uit op ongeveer 65 cm, plaatselijk werd zelfs een dikte van 70-80 cm bereikt.
Bron: Roge Haan - Samenvatting Ed Aldus | Gewijzigd: 4 februari 2009, 20:57 uur, door Bronk