Bij het maken van lange termijnverwachtingen maken meteorologen dankbaar gebruik pluimgrafieken. Aan de hand hiervan kan bijvoorbeeld een belangrijk oordeel worden geven over de zekerheid van een bepaalde weersverwachting.
Een pluimgrafiek bestaat uit veel verschillende lijnen. Dit zijn alle berekeningen die binnen een bepaald computermodel worden gemaakt. In totaal worden er 52 berekeningen gemaakt. Ten eerste is er een uitgebreide hoofdberekening. Daarnaast is er een minder gedetailleerde berekening die met dezelfde gegevens werkt: de controlerun. De overige 50 berekeningen zijn vergelijkbaar met de controlerun, maar dan worden er bewust kleine foutjes in de uitgangssituatie aangebracht. Het weer verloopt immers niet altijd volgens de verwachting en een kleine verandering kan grote gevolgen hebben. De pluim geeft inzicht in wat deze gevolgen kunnen zijn.
De pluim van de modelrun van 2 januari middernacht. De rode lijn is de hoofdberekening van het Europese model, de grijze lijnen zijn de overige berekeningen en de paarse lijn is het gemiddelde van alle berekeningen. Volgens deze pluim wordt het na 7 januari geleidelijk iets zachter.
De pluim laat 12 uur later een grotere spreiding zien na 7 januari.
Einde aan de vrieskou?
Nu we midden in de winter zitten gaat menig schaatshart steeds sneller kloppen. Houdt de vorstperiode aan of komt er uiteindelijk toch een dooiaanval. Om de trend voor de lange termijn aan te geven is het belangrijk om niet alleen naar de hoofdberekening van een computermodel te kijken. Als de uitgangssituatie namelijk niet goed in het model zit, kan het uiteindelijke weer vervolgens totaal anders uitpakken. Verder kan de hoofdberekening een grote uitbijter zijn in vergelijking met de andere berekeningen.
Soms zitten er grote schommelingen in de pluimgrafieken. Het ene moment kiest een overgrote meerderheid voor het aanhouden van de vrieskou, terwijl bij een nieuwe modelrun dit ineens een stuk minder zeker kan zijn. Soms zitten de temperatuurlijnen erg dicht bij elkaar, maar het komt ook regelmatig voor dat de lijnen erg ver uit elkaar liggen. In dat geval wordt de situatie steeds onzekerder en kan het koude winterweer aanhouden, maar het kan ook steeds zachter worden.
Op 3 januari middernacht wordt de pluim almaar kouder.
12 uur later wordt deze trend voortgezet.
De kou wordt niet altijd goed opgepakt
Momenteel zitten wij in een koude periode en de grote vraag is dan hoe lang deze koude periode aan blijft houden. Opvallend is dat de verschillende weerkundige modellen de laatste dagen moeite hebben met deze kou. De modellen laten de kou namelijk minder lang aanhouden dan de werkelijkheid lijkt uit te pakken.
Om het een en ander te illustreren hebben wij vijf verschillende pluimgrafieken op een rij gezet. Opvallend is vooral de periode na 7 januari. De pluim van de modelrun van 2 januari middernacht geeft een zachtere trend aan, terwijl de opvolgende pluimen eigenlijk steeds kouder worden en de invallende dooi dus uitstellen.
De meest recente pluim (4 januari middernacht) laat de kou na 7 januari nog even voortduren en de dooi pas na 11 januari invallen.
De weerkaart van 3 januari 2008. Op het eerste gezicht een klassieke winterkaart, maar schijn bedriegt! Ten oosten van ons vriest het niet en dus kan een oostenwind simpelweg geen kou aanvoeren. Bron: wetterzentrale.
De voorgeschiedenis is in veel gevallen bepalend. Normaal gesproken wordt een oostelijke stroming door veel mensen gezien als de brenger van kou, maar als het ten oosten van ons niet vriest zal een oostenwind simpelweg geen kou aanvoeren. Ook een zuidzuidwestelijk stroming kan de kou voort laten duren. Als het namelijk in de gebieden ten zuidwesten van Nederland koud is, wordt deze kou bij een dergelijke stroming onze kant op geblazen en dan blijft het koud. Is het daar echter de voorgaande dagen niet koud geweest, dan zal een zuidzuidwestelijk stroming de kou beëindigen.
Bron: Meteo Consult.
Grtz/..